Op wat voor grond tuinier je?

 

Wanneer je begint met de aanleg van een moestuin, is dit het eerste wat je moet weten.

 

Kijk eens goed naar de grond. Is ze gemakkelijk te verspreiden en bewerken of juist zwaar te bewerken? Hoe is de kleur en structuur? Donkere aarde bevat voldoende organisch materiaal. Lichte aarde bevat minder voedingsstoffen. Zware aarde zal snel doordrenkt raken en moeten worden omgespit.

 

 

 

 

Op dit kaartje wordt de verdeling van de grondsoorten over Nederland aangegeven. Zo kun je globaal vaststellen op wat voor soort grond je van doen hebt. Houd er wel rekening mee dat er per plaats verschillen kunnen zijn. Dicht bij een polder, kan bijvoorbeeld zand én kleigrond voorkomen.
Met een eenvoudige test wordt al veel duidelijk. Neem wat aarde op de hand een probeer er een balletje van te maken. Als het uiteenvalt is het zandgrond. Als het nogal korrelig aanvoelt maar er wel een balletje van kan worden gemaakt, is het leem of löss. Als het kleverig is en gemakkelijk tot een balletje kan worden gevormd, is het kleigrond.

 

Daarnaast kan grond meer of minder zuur zijn. Dit kun je zelf testen. Testkits kun je kopen in het tuincentrum. Kom je er niet uit? bij de meeste tuincentra kun je terecht voor een bodemanalyse. Dit is een zakje waarin je de grond doet en opstuurt. Na enkele dagen krijg je de uitslag thuisgestuurd.

 

Hieronder vind je een beschrijving van de in Nederland meest voorkomende grondsoorten. 

 

Kleigrond

Kleigrond is te herkennen aan een gladde structuur waarin geen of weinig zanderige delen zitten. Kleigrond voelt in de winter vochtig en glibberig aan. In de zomer verandert de grond in harde kluiten.

 

  • Voordelen: Kleigrond is rijk aan voedign en houdt water goed vast. De grond kan goed verteerde delen van planten of dierlijk afval opnemen. Dit materiaal (compost en mest) maakt de grond na verloop van tijd korreliger en gemakkelijker te bewerken.
  • Nadelen: Als ze nat zijn kleven de fijne deeltjes aan elkaar en vormen zo een dichte massa die nauwelijks zuurstof doorlaat. Daarom is klei vaak moeilijk te bewerken. Natte kleigrond blijft in het voorjaar lang koud. Zaden kiemen daardoor later.
  • Verbeteren: Kleigrond wordt verbeterd door er compost en organische meststoffen door te werken. Als dit niet voldoende is, is draineren noodzakelijk.

 

Zandgrond

Deze is gemakkelijk te herkennen aan een lichte kleur en aan het feit dat de deeltjes uit elkaar vallen. Deze grond houdt geen water vast.

 

  • Voordelen: Zandgrond is gemakkelijk te bewerken en onkruid laat zich gemakkelijk verwijderen. De grond warmt snel op waardoor zaden sneller kiemen.
  • Nadelen: De grond bevat weinig voedsel en kan weinig water vasthouden. Hierdoor zullen voedingsstoffen snel uitspoelen en de wortels nauwelijks bereiken. Daarnaast kan zandgrond ook heel zuur zijn.
  • Verbeteren: Zandgrond wordt verbeterd door er compost en organische meststoffen door te werken. Op termijn zal de grond daardoor beter in staat zijn water vast te houden. Desondanks zullen planten in droge periode vaak water moeten krijgen. 

 

Veengrond

Veengrond is bijna zwart en sponsachtig.

 

  • Voordelen: Veengrond bestaat uit bijna verteerd, plantaardig materiaal. Als ze niet te nar is en er op tijd kalk aan wordt toegevoegd, kan veengrond heel vruchtbaar zijn.
  • Nadeel: Veengrond is meest al (erg) zuur en vaak ook erg nat.
  • Verbeteren: Drainage kan noodzakelijk zijn. Kalk verlaagt de zuurgraad. In het voorjaar mesten zal de grond verbeteren.

 

Zavel

Zavel is zeer geschikte tuingrond. De korrelgrootte ligt tussen zand en klei in.

 

  • Voordeel: Zavel heeft een laag kleigehalte en is vaak rijk aan humus, goed te bewerken en goed doorlatend.
  • Nadeel: Zavel heeft een hoog kalkgehalte waardoor ze minder geschikt is voor zuurminnende planten.