Koolraap, raapjes en kohlrabi

 

Koolraap is een groente die hoort bij het geslacht kool uit de Kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). De knol het jonge blad worden gegegeten. Koolraap werd vroeger zowel voor veevoer als voor consumptie verbouwd in het Friese kleigebied, de Bommelerwaard, Gelderland, Noord-Limburg en Noord-Brabant. Tegenwoordig wordt koolraap nog weinig meer gegeten en is het een van de zogenaamde vergeten groenten.

 

Rassen

Er zijn geelvlezige en witvlezige rassen, waarbij de witvlezige alleen door de verwerkende industrie werden gebruikt.

  • Koolraap: Friese Gele Selectie Runia werd in het noorden van Nederland veel geteeld, omdat dit ras een mooie, ronde vorm heeft met weinig halsvorming en weinig gevoelig is voor barsten, inwendig bruin en holle koppen. Daarnaast zijn er rassen met verschillend gekleurde kop zoals Hollandse roodkop, Friese Paarskop en Gele Groenkop. Witvlezige soorten: Heerma's Witte en Hoffman's Witte zijn witvlezige, hoog opbrengende rassen.
  • (Mei)raapjes: Deze komen in veel kleurcombinaties. Een paar voorbeelden: Hakurei (wit en rond), Petrowsky (geel en rond), Scarlet Queen (donkerpaars), Virtudes (langwerpig en wit) en De Nancy (wit en rose).
  • Kohrabi: komt in 3 kleuren (wit, groen en paars). Dit zijn de beste: Azur Star, Blauer Speck, Delicacy White, Early White Vienna, Konan Hybrid, Korist, Kossak, Purple Vienna, Superschmelz, Sweet Vienna, White Vienna

 

Grond

Koolraap doet het op de meeste grondsoorten maar heeft een voorkeur voor lichte klei. Het is zaak om de grond rond de planten iedere veertien dagen met een handharkje los te maken.  

 

Zaaien

Koolrapen kunnen het beste in de eerste helft van juni worden gezaaid. Bij een eerdere uitzaai bestaat de kans dat de rapen houtig worden en latere uitzaai geeft vaak een kleinere oogst. Je kunt zaaien op een zaaibed en later verplanten maar ter plekke zaaien kan ook. Het gaat als volgt:

  • Maak op zaaigeultjes met 40 centimeter tussenruimte. Dat gaat het gemakkelijkste door een hark plat op de grond te leggen en de steel licht aan te drukken. Het geultje moet ongeveer 1 centimeter diep zijn.
  • Leg of strooi de zaden uit en zorg dat ze niet te dicht bij elkaar liggen.
  • Dek het zaad af met vochtige, goed verkruimelde tuin-of potgrond.
  • Druk de aangebrachte grond met een plankje of met de hand licht aan.
  • In droge perioden is het verstandig om het zaaisel moet vochtige jutezakken af te dekken. Zodra de plantjes opkomen, moeten de zakken worden verwijderd. 

 

Planten

Koolraapplantjes komen bij gunstig weer een week na het zaaien boven de grond. Zes weken na het zaaien zijn ze zo groot dat ze op hun definitieve plek in de tuin kunnen worden uitgeplant. Deze plek moet redelijk vochtig zijn. De plantjes moeten op 40x40 centimeter komen staan. Het verplanten gaat zo:

  • Maak op het definitieve bedje met de vinger of met een plantstokje op de voorgeschreven afstanden gaatjes in de grond.
  • Licht de te verplanten plantjes met een plat stokje uit de grond en zorg er daarbij voor dat de wortels niet worden beschadigd.
  • Laat de plantjes met hun wortels in de gemaakte gaatjes zakken, waarbij hun hartjes boven het grondoppervlak moeten uitsteken.
  • Vul de plantgaatjes met vochtige en goedverkruimelde truingrond en druk het geheel stevig aan.
  • Verplant bij voorkeur op een bewolkte en liefst regenarchtige dag. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan is het zaak om de plantgaten, voordat je de plantjes erin plaatst, te laten vollopen met water. 

 

Dunnen

Heb je ter plaatse gezaaid, dun het zaaisel dan zo uit dat er op een afstand van 40x40 centimeter plantjes blijven staan.

 

Voeden

Koolrapen hebben veel borium nodig. Boriumgebrek uit zich door glazige vlekken, een ruw, kurkachtig knoloppervlak en holle koppen. Te veel stikstof geeft een minder goede smaak. De kunstmeststof Chilisalpeter bevat ook borium. In periodes van droogte moet je regelmatig water geven.

 

Ziekten en plagen

  • Zoals alle koolsoorten is koolraap zeer gevoelig zijn voor knolvoet. Maar ook met de typische insectenplagen die zich bij andere koolgewassen voordoen moeten we rekening houden.
  • Zonder extra maatregelen kun je er zeker van zijn dat de kleine witte maden van de koolvlieg al vlug aan de wortels zullen vreten. Het is aan te raden om  gebruik te maken van een koolkraag rond de stengelvoet zodat de koolvlieg zijn eitjes niet kan afzetten aan de voet van de plant.
  • Ook slakkenaantasting moet wel eens bestreden worden. De vochtige groeiomstandigheden die we aanhouden voor een goede doorgroei trekken ook slakken aan.  Inspecteer de planten dus regelmatig op schade en de aanwezigheid van slijmsporen. 
  • Ook de verschillende koolrupsen mag je verwachten.  Rupsen kun je het beste bestrijden als ze nog in een jong stadium zijn.
  • Een veel voorkomend probleem is rand. Vooral de binnenste bladeren vertonen een verdroging of verrotting aan de bladrand.  De hoofdoorzaak is een calciumgebrek waardoor de cellen in de bladeren minder sterk worden. Vooral watertekort en te hoge temperaturen zorgen er dan voor dat de cellen afsterven en dat er rand onstaat.

 

Beschermen

Leg koolkragen rond de stengelvoet om te voorkomen dat deze wordt aangevreten door de larven van de koolvlieg.
Wanneer de vogels eraan vreten, kun je de jonge plantjes beschermen met netten. Zorg ervoor dat vogels er niet in verstrikt kunnen raken. Dit is echter zelden nodig omdat wordt gezaaid in een tijd dat vogels voldoende te eten hebben.

 

Oogsten

Als je je koolraap goed hebt verzorgd, kun je vanaf half september onvolgroeide raapjes oogsten. Ergens in oktober zijn de koolrapen helemaal uitgegroeid. Je kunt ze tot in november op het land laten staan want ze verdragen enige vorst. Daarna zul je ze echt moeten oogsten. Koolrapen blijven in een kuil of in de schuur lange tijd goed. Daarbij moet wel worden aangetekend dat koolrapen die op zandgrond zijn geteeld, minder lang houdbaar zijn dan koolrapen van kleigrond.