Rode en witte aalbes

 

Op rode en witte bessen, die ook wel aalbessen worden genoemd, ben je dol of je hebt er een uitgesproken hekel aan. De bessen smaken fris (volgens de liefhebbers) of uitgesproken zuur (volgens de haters). Beiden zijn het er wel over eens dat de halfdoorzichtige bessen prachtig zijn om naar te kijken!

 

Rassen

Het aantal witte rassen is (nog) niet groot. Bekende en goede rassen zijn 'Witte Parel', 'Witte Geelsteel', 'Witte Hollander'. De bessen van deze rassen zijn roomkleurig. Alle rassen rijpen in juli. De witte zijn wat minder zuur dan hun rode soortgenoten. 'Witte Hollander' spant de kroon wat betreft de productie en smaak. Laatbloeiende rassen van rode bes zijn: Rolan, Rosetta, Rovada, Roodneus en Mulka. Vroegbloeiende variëteiten zijn: Jonkheer van Tets, Rolan en Stanza. 

Grond

Aalbessenstruiken hebben een hekel aan natte, zware grond. Vóór het planten kan de grond worden verbeterd. Enigszins zure grond wordt goed verdragen. Ze zijn dankbaar voor een mulchlaag van organisch materiaal. Breng die ieder voorjaar aan.

 

Planten

Bessen verdragen schaduw maar wanneer ze volop van het zonlicht kunnen profiteren geven ze een hogere opbrengst en zijn minder vatbaar voor ziekten. Wanneer je aalbessenstruiken in een rij plant, laat deze dan in noord-zuidrichting lopen. Zo vangen de planten het meeste zonlicht. Zet de planten dan minimaal een meter uit elkaar. Wanneer je ze in waaiervorm leidt, kunnen ze een halve meter uit elkaar.
Plant aalbessenstruiken in het najaar, wanneer ze kaal zijn. Ze kunnen dan nog aanslaan voor de winter begint. Plant ze zo'n vijf centimeter dieper dan ze bij de kweker stonden, dan krijg je meer scheuten.
Bij struiken die je met kale wortels plant, moeten de scheuten worden teruggeknipt tot twee knoppen boven de grond. 

Vermeerderen

Aalbessen kun je vermeerderen door zaaien of stekken. Bij zaaien weet je echter nooit of de eigenschappen van de moederplant terugkomen. Je kunt beter stekken. Dat gaat als volgt: de lichtgekleurde eenjarige takken die worden afgesnoeid zijn uiterst geschikt om mee te stekken. Knip het bovenste en onderste gedeelte van een scheut af, twee tot drie centimeter boven en onder een knop. Het overblijvende stuk moet zo'n 25 centimeter lang zijn. Zet de stekken voor tweederde in de grond, op 5 centimeter van elkaar af. Zorg dat ze steeds vochtig blijven staan. Na een jaar zijn ze voldoende geworteld om op hun definitieve plaats te worden gezet. 

Leiden, vormen en snoeien

Aalbessen bloeien op scheuten van twee jaar en ouder. Tweejarig hout geeft de beste vruchten en de langste trossen. Het jaar na aanplanten (tweede jaar) worden de takken voor de éénderde teruggesnoeid. De snoei in de zomer beperkt zich tot het weghalen van de scheuten die uit de grond komen. In de volgende zomer worden ook weer de overtollig grondscheuten weggehaald, op een enkeling na, die nodig is als gesteltak. In de winter halen we de zijtakken weg die te zwaar zijn. Groeien de takken te snel dan kunnen ze wat geremd worden door de top weg te halen; dat bevordert de vorming van zij(vrucht)hout. 

 

Bestuiven

Aalbessen zijn zelfbestuivers. Je oogst dus altijd vruchten, ook al plant je slechts één exemplaar.

 

Voeden

Geef geen mest met veel stikstof: je krijgt dan wel veel blaadjes, maar niet veel vruchten. Een samengestelde organische meststof in korrelvorm is geschikter. Tijdens de periode dat de plant vrucht draagt, kun je hem bijvoeden met tomatenmest. In juni zijn bessen zeer gevoelig voor watertekort. Ze laten dan hun bloemen vallen, waardoor de opbrengst gedeeltelijk verloren gaat. 

 

Ziekten en plagen

  • Amerikaanse kruisbessenmeeldauw (Sphaerotheca mors-uvae). Op jonge scheuten en bessen een witte schimmellaag. Groei wordt geremd. Bij geringe aantasting toppen van de scheuten afknippen en verbranden.
  • Bladluizen. Op aalbes komt met name bessenbloedblaarluis (Cryptomyzus ribes) voor. Ze veroorzaken rode, blaarachtige aantastingen op het blad. Honingdauw treedt op. Verwijder de aangetaste delen en spuit de luizen eraf met een zeepoplossing.
  • Bladvalziekte (Drepanopeziza ribes). Ziekte wordt aangekondigd door bruine plekken op het blad gevolgd door voortijdige bladval. Gele bladeren. Verwijder de aangetaste delen en vernietig deze.
  • Bessenglasvlinder (Synanthedon tipuliformis). Bladeren verschrompelen, takken sterven af. Oorzaak: witte rupsen in het merg.
    Te bestrijden door: aangetaste takken weg te snoeien en te verbranden.
  • Bonte bessenvlinder (Abraxas glossulariata). Vraat door witte spanrupsen met zwarte vierkante vlekken, aan bladeren en knoppen. Aantasting voornamelijk in het voorjaar. Rupsen met de hand verwijderen of een spuiten met biologisch anti-rupsmiddel uit het tuincentrum.
  • Grauwe schimmel (Botrytis cinerea). Schimmelgroei op blad of vruchten. Langdurig vochtig zijn is de oorzaak. Bestrijden met anti-schimmelmiddel uit het tuincentrum.
  • Groene appelwants (Ligus pabulinus). Grote en kleine gaten in groeitoppen. Verwijder de aangetaste delen en spuit de wantsen eraf met een zeepoplossing.
  • Kleine bessenluis (Aphis varians). Blad aan de toppen van de struik kroezen en de scheuten gaan krom groeien. Honingdauw. Spuit de luizen eraf met een zeepoplossing
  • Virussen. Overgebracht door onder andere bladluis. Lepelbladvirus kan ontstaan als eerder bessenstruiken op dezelfde plaats hebben gestaan. Blad gaat bol staan door remming in groei langs de bladranden. Ziekte wordt via de grond overgebracht. Te bestrijden door: struiken te vernietigen en in dezelfde grond voorlopig geen bessenstruiken meer te planten. 

 

Beschermen

Wanneer de eerste vruchten verschijnen, breekt de tijd aan om de aalbessen met netten tegen vogels te beschermen. Zorg er wel voor dat er geen dieren in de netten verstrikt kunnen raken!

 

Oogsten

Ook als ze volledig gekleurd zijn, kunnen de bessen nog enige weken blijven hangen. Knip de trossen met een schaartje uit de struik. Na de oogst zijn aalbessen nog enige dagen houdbaar.