Stamboompjes snoeien

 

Je kunt van bijna iedere plant een stamvorm kweken, zolang hij maar een stam heeft die in de winter niet afsterft. Sommige planten zijn wel gemakkelijker tot stamboompje te kweken dan andere. Klassieke voorbeelden zijn fuchsia's, rozen en struikmargrieten. Wat minder bekend maar zeker het proberen waard zijn heliotroop, brugmansia, sommige salvia's en de meeste groenblijvende bomen.

 

Van stek tot stam

Sterke, goed vertakte planten zijn geschikt als stamboompje. Bedenk dat er veel van de plant wordt gevraagd: de hoofdstam moet zo snel mogelijk onnatuurlijk lang worden en de kruin vol en dicht.


Het lijkt vreemd maar planten met een slordige, bossige groeiwijze maken vaak betere stamboompjes dan planten die een compactere groeiwijze hebben. Bij vorstgevoelige planten als pelargoniums en struikmargrieten is het van groot belang dat het stammetje goed uitrijpt en bijna houtachtig wordt als de plant volwassen is.


Als je van stek uitgaat, moet als eerste de stam worden gevormd. Dat is niet moeilijk maar kan enige tijd in beslag nemen. Kies de sterkste hoofdstengel uit en knip alle zijscheuten weg. Laat wel wat bladeren aan de stam, die vallen vanzelf af naarmate de stam dikker wordt, maar laat aan de hoofdstam geen enkele zijscheut staan. Leid de stam langs een stok en bind deze goed aan, los genoeg om de stam dikker te laten worden, maar vast genoeg om voldoende steun te garanderen.


Als de  hoofdstam niet lang genoeg wordt naar je zin, laat je bovenaan de hoofdstam wat zijscheuten staan. Kies hiervan de sterkste uit en knip net hierboven de hoofdstam af. Deze zijscheut gaat als verlenging dienen van de hoofdstam. Knip alle andere zijscheuten af. De knik zal op den duur wel verdwijnen.


Als het stammetje iets langer is dan de gewenste hoogte, knijp je de top eruit. Dit bevordert de groei van zijscheuten. Laat deze zijscheuten een beetje langer worden dan de gewenste omvang van de kroon. Ze kunnen vervolgens worden getopt, net binnen de gewenste grootte van de kroon, zodat zich steeds meer zijscheuten gaan vormen. Blijf deze takjes toppen zodat er veel nieuwe zijscheutjes ontstaan. Langzamerhand zal zich zo een mooie, dichte kroon vormen die de volgende seizoenen goed in vorm kan worden gehouden. 

 

 

Het onderhoud

Als eenmaal de gewenste vorm bereikt is, is het onderhoud niet ingewikkeld. Wel vraagt de ene plant een andere behandeling dan de andere. Bij fuchsia's en struikmargrieten moeten de topjes regelmatig worden uitgeknepen om een dichte kroon te krijgen. Pelargoniums willen graag een kroon die wat meer open is, zodat er lucht kan circuleren. De topjes moeten wat verder teruggeknipt worden zodat zich aan een dikkere tak wat meer dunne zijscheuten kunnen ontwikkelen, die niet zo gemakkelijk zullen afbreken. Rozen hebben een open groeiwijze en zullen beter bloeien als de uitgebloeide bloemen en lange takken afgeknipt worden. Groenblijvende stamboompjes, zoals buxus en hulst hoeven maar één keer per jaar te worden gesnoeid, aan het eind van de winter. Als er uitgebloeide bloemen afgeknipt moeten worden, wees dan niet bang ook een stuk van de stengel af te knippen. Hierdoor zullen er meer zijscheuten komen die verder in het seizoen weer voor bloemen zorgen. Het kan nodig zijn wat kruisende takken weg te halen om de bol weer mooi rond te krijgen. Dit kan gelijk met het uithalen van uitgebloeide bloemen gebeuren. Stamboompjes die de winter goed overleefd hebben, krijgen in het voorjaar een snoeibeurt om ze te dwingen nieuwe scheuten te maken. De kroon van fuchsia's, struikmargrieten en stamrozen moet in het voorjaar met tweederde teruggeknipt worden. Knip iedere keer boven een knop die naar buiten wijst af en knip ook alle kruisende of schurende takken af. 

 

Klimplanten als stamboompjes

Klimplanten met houtachtige stengels kunnen heel goed worden gebruikt om stamboompjes van te maken. Doordat ze hard groeien zal de gewenste hoogte van de stam snel worden bereikt en als de zijscheuten aan de top regelmatig worden getopt, is ook een dichte kroon snel gevormd. Geschikte klimplanten zijn: kamperfoelie, Plumbago, blauwe regen en Solanum crispum. Door niet één maar verschillende stengels als stam te kiezen krijg je bij slingerklimplanten als kamperfoelie een mooier resultaat. De stengels zullen zich rond elkaar draaien en zo een sierlijke hoofdstam vormen. Op deze manier wordt ook de kroon bossiger. Wikkel de stengels voorzichtig rond een stevige stok in de richting die ze zelf kiezen, maar zorg ervoor ze zo gelijkmatig mogelijk te verdelen. Knip alle zijscheuten af. Laat alleen de scheuten aan de top langer worden dan de gewenste lengte, zodat ze dik genoeg kunnen worden om, als ze getopt zijn, veel nieuwe groeipunten en bloemen te kunnen dragen.
Niet slingerende klimplanten, zoals Plumbago, moeten nog beter worden aangebonden maar ook zij worden mooier als meerdere stammen de hoofdstam vormen. Plumbago krijgt bloemen aan de top van iedere zijscheut, dus hoe meer hij getopt wordt, hoe rijker hij bloeit. 

Omgaan met schade

De vorm van stamboompjes is niet natuurlijk. Het is onvermijdelijk dat ze soms topzwaar zijn. En hoe groter de kroon, hoe groter de kans op schade. De hoofdstam moet heel goed gesteund worden en op tenminste drie plaatsen worden aangebonden: bovenaan, in het midden en onderaan. Echter, een goed gesteunde stam zal nauwelijks de gelegenheid krijgen om op natuurlijke wijze steviger te worden. Dus moeten de steunstokken stevig zijn en onder alle omstandigheden overeind blijven. Zodra ze beginnen te rotten moeten ze vervangen worden. Bekijk altijd goed de schade: als er maar één of twee takken gebroken zijn, zodat de top uit evenwicht is, kan de plant weer helemaal herstellen. Als de hele kroon verdwenen is, kijk dan of er misschien nog enkele takjes aan de top zijn overgebleven. Als dit het geval is, kan er van deze takjes een nieuwe kroon worden gevormd. Als het er hopeloos uitzien, kun je beter de plant vervangen.