Sjalotten, bosui, lente-ui, sla-ui, stoneleeks

 

Sjalotten en de andere hierboven genoemde soorten zijn allen kleine uisoorten. Ze vormen slechts kleine bolletjes. In tegenstelling tot uien, waar elke plant normaal een enkele bol vormt, vormen sjalotten en co. groepen scheuten: ze planten zich ook via scheuten voort. Zowel de bollen als de stengels kunnen worden gegeten.

 

Rassen

  • Sjalotten zijn kleiner, scherper en zoeter dan ui. Voorbeelden: Ambition en Golden Gourmet zijn geel en Red Sun is, hoe kan het anders, rood.
  • Rode, ronde uien: Noordhollandse Bloedrode, Cardas, Creole Red
  • Sommige soorten bosui vormen kleine bolletjes, andere nauwelijks. Golden Princess en Purplette vormen uitgesproken bolletjes. Bij Noordhollandse Bloedrode, Rossa Lunga de Rirenze en White Lisbon is nauwelijks sprake van bolvorming
  • Sla-ui is een andere naam voor bosui met een bolletje.
  • Lente-ui is een synoniem voor bosuien zonder bolletje.
  • Uiterlijk lijkt een stoneleek het meest op een bosui, maar het 'uitje' aan de onderkant ontbreekt in zijn geheel. Een stoneleek kan in zijn geheel worden gebruikt en heeft een frisse, aromatische smaak.

 

 

Grond

In feite groeien alle soorten op vrijwel alle soorten grond. De voorkeur gaat evenwel uit naar de halfzware tot zware gronden. Op zand gaat het ook indien er voldoende vocht en humus inzit. Op natte gronden mislukt de teelt. Het enige waar deze uitjes echt een hekel aan hebben, is een te hoge zuurgraad in de bodem.

 

Zaaien

  • Sjalotten: Zaaien is een weinig gebruikte teeltmethode bij sjalotten; je zaait dan sjalotten in het eerste jaar en de plantsjalotten die dat oplevert, kunnen het jaar daarop dan weer uitgeplant worden. Het kopen van plantsjalotten is gemakkelijker en sneller en geeft hetzelfde jaar oogst. Zaaisjalotten leveren wel plantsjalotten op die gezonder en langer houdbaar zijn.
  • Overige soortenDe overige soorten kun je wel goed zaaien. Zaai gespreid in het voorjaar en in de vroege zomer zodat je lang kunt dooroogsten.

 

Werkwijze

Het liefst zaai je ter plekke. Het gaat als volgt:

  • Maak op zaaigeultjes met 25 centimeter tussenruimte. Dat gaat het gemakkelijkste door een hark plat op de grond te leggen en de steel licht aan te drukken. Het geultje moet ongeveer 1 centimeter diep zijn.
  • Strooi de zaden dun uit.
  • Dek het zaad af met vochtige, goed verkruimelde tuin-of potgrond.
  • Druk de aangebrachte grond met een plankje of met de hand licht aan.
  • In droge perioden is het verstandig om het zaaisel moet vochtige jutezakken af te dekken. Zodra de plantjes opkomen, moeten de zakken worden verwijderd

 

Planten

Je kunt ook plantsjalotjes kopen. Dit zijn kleine uitjes die je in de grond stopt en die dan uitlopen en uitgroeien tot volwassen uien. Dit is gemakkelijker dan zaaien maar de keus in soorten is niet heel erg groot. Hoe vroeger je de sjalotten plant, des te vroeger kun je oogsten. Je kunt de oogst ook spreiden door in februari, maart en april te planten. Plant in rijen die 25 centimeter uit elkaar liggen. Binnen de rij is de afstand tussen de sjalotten 5 centimeter. 
Op zware gronden druk je de sjalotten tot aan de hals in de goed losgemaakte grond, op lichtere gronden gaan de sjalotten iets dieper. Soms vertonen sjalotten de neiging om een paar dagen na het planten “uit de grond te springen”, dan is het beter de sjalotten in putjes te plaatsen in plaats van ze in de grond te drukken. 

 

Dunnen

Als je hebt gezaaid zullen de plantjes binnen twee weken boven de grond komen. Dun sjalotten uit tot op 10 centimeter. De overige soorten kunnen op 3 tot 5 centimeter afstand. De gesneuvelde plantjes kun je in een slalade verwerken.

 

Voeden

De behoefte van de uienfamilie inzake bemesting heeft enkele kenmerkende trekjes. Zo mag het stikstofgehalte niet te hoog zijn want dit vertraagt de afrijping omdat er te veel energie naar het blad gaat. Uien wortelen oppervlakkig en dat geeft in natte jaren problemen met de kali.

In regenachtige zomers zul je dus kali aan de bodem moeten toevoegen. Werk enige tijd voor het zaaien of planten wat organische mest door de bovenlaag heen.

 

Ziekten en plagen

De belangrijkste schimmelziekten waar leden van de uienfamilie last van kunnen krijgen, zijn koprot (Botrytis aclada) en bladvlekkenziekte (Botrytis squamosa). Vooral bladvlekkenziekte kan het loof zo ernstig aantasten dat de opbrengst en de kwaliteit sterk achteruitgaan. Verder kunnen in de grond aanwezige aaltjes en besmetting van de grond met witrot (Sclerotium cepivorum) een ernstige bedreiging voor het gewas vormen.
Daarnaast kunnen de planten ook worden aangetast worden door de maden van de uienvlieg.

Deze vlieg legt haar eieren bij de voet van de groeiende ui. Andere plaagbeestjes die het op je uien hebben voorzien zijn de sjalotvlieg, koolvlieg en preimot.
Gebreksziekten zijn bij ui-achtigen tamelijk goed te herkennen: bruine punten wijzen op kaligebrek; gele strepen over de jongste bladeren wijzen op mangaangebrek en te veel kalk in de bodem; vergelend loof wijst op vochtgebrek.

Beschermen

Sjalotten en co. hoef je niet te beschermen.

 

Oogsten

In het begin van de oogst kunnen sjalotten vers en met blad en al worden gegeten. Om te bewaren oogst je de sjalotten als het loof voor 2/3e deel verdord is. De planten hang je in trosjes te drogen. Daarna verwijder je het blad en bewaar je de sjalotten koel en droog. Enkele graden vorst wordt goed verdragen. Goed gedroogd kunnen ze tot de nieuwe oogst in het jaar daarop worden bewaard. Kies de mooiste sjalotten om het jaar erop weer uit te planten. Gebruik geen sjalotten met virusziekten om mee te vermeerderen.
De overige soorten eet je alleen vers en kun je oogsten naar behoeft tot ze beginnen te vergelen of in bloei schieten.