Mais

 

Mais is een groente die uit Amerika afkomstig is maar het hier in Nederland best aardig doet. Alleen in koude, natte zomers gaat de oogst verloren.

 

Rassen
Er zijn veel verschillende soorten mais. Hieronder volgt een beknopt overzicht van soorten die in Nederland gemakkelijk te verkrijgen zijn:

  • Gekleurde zaden maar wel eetbaar: Aztec Red, Joro, Little Indian, Ruby Red, Rainbow Inca, Maricopa, Sweet Scarlet, Silver Dew, Silver Queen
  • Pofmais (zaden hard en droog waardoor ze niet rauw kunnen worden gegeten): Chapalote Pinole Maiz, Little Indian, Peppy, Robust, Ruby Red, Shaman's Blue
  • Bakmais (korrels worden gebruikt om er meel van te maken): Texas Gourdseed
  • Suikermais (korrels zijn lekker zoet en kunnen rauw worden gegeten): Cocopah, Hopi Blue, Golden Bantam, Rainbow Inca, Maricopa, Trophy, Early Extra Sweet, Bicolor, Sweet Scarlet, Silver Dew, Silver Queen
  • Baby-mais: Minor
  • Siermais (mooie kolven maar niet geschikt om te eten): Aardbei Mais, Amero, Bloody Butcher, Earth Tones Dent corn, Feather mixed, Harlekin, Mini blue-pink-red-yellow, Red Stalker

 

Grond
Maïs past zich aan alle grondsoorten aan op voorwaarde dat de structuur en waterhuishouding goed zijn en de vereiste meststoffen aanwezig zijn. Het best gedijt maïs in een goed verluchte grond die rijk is aan humus.
Maïs is een diepwortelend gewas. Je moet er dus voor zorgen dat er geen storende lagen of hoge grondwaterstanden voorkomen. Zware gronden kun je het best voor de winter omspitten. 

 

Zaaien
De zaaidatum is van groot belang gezien de trage jeugdgroei en de benodigde tijd voor afrijping. De uitzaai geschiedt het best vanaf 20 april tot de eerste week van mei, naargelang de bodemtemperatuur. Bij zaai voor 20 april moet je meer zaad zaaien, rekening houdend met nachtvorstschade en geringere opkomst (temperatuur). Bij later uitzaai wordt de oogst kleiner. Algemeen wordt gesteld: per week na 1 mei daalt de totale opbrengst met ongeveer 5 %. Bij latere uitzaai kiest men een vroeg ras. Kijk altijd op de verpakking wanneer je het best kunt zaaien.
De zaaidiepte is 4 cm, bij latere zaai tot 6 cm. Zaai in geulen die 30 centimeter uit elkaar liggen. Je moet altijd minimaal twee rijen zaaien, in verband met de bestuiving.
Je kunt ook binnen voorzaaien. Dit is eigenlijk een betere optie als je op tijd wilt kunnen oogsten. Vul hiervoor bloempotjes met cocopeat en duw in ieder potje twee zaden. Na het kiemen verwijder je de zwakste zaailing. Kweek ze binnen op en plant ze pas eind mei op hun definitieve plek.

Planten
Wanneer je binnen hebt gezaaid, kun je de plantjes eind mei in rijen planten, op 25x30 centimeter. Zorg er altijd voor dat je minstens twee rijen hebt. Dit in verband met de bestuiving, die door de wind gebeurt. Help de planten hierbij een handje door er tegenaan te tikken.

 

Dunnen
Wanneer de ter plekke gezaaide plantjes potlooddik zijn, kun je uitdunnen op 25 centimeter afstand.

 

Voeden
Maïs vraagt een grond met goede kalkvoorziening. Maïs heeft een hoge bemestingsbehoefte met een opname die vooral plaatsvindt rond de bladgroei. Mest dus tot aan de vruchtzetting regelmatig bij. 

 

Ziekten en plagen

  • Insecten
    Bodeminsecten waar mais last van kan hebben zijn ritnaalden (larven van de langpootmug, kun je last van hebben als je tuiniert op grond waar in eerdere jaren gras heeft gegroeid), miljoenpoten en emelten. Je kunt hier helaas weinig aan doen. Ook slakken kunnen aan de jonge kiemplanten belangrijke vreetschade toebrengen (onder vochtige omstandigheden).
  • Ziekten
    Builenbrand, een schimmel, kan ernstige vervormingen van bladeren en kolf veroorzaken.
  • Gebreksverschijnselen
    Magnesium : is noodzakelijk voor bladgroenvorming. Een magnesiumgebrek uit zich door witte punten tot tussennervige witte strepen op de onderste bladeren.
    Fosfor-gebrek of slechte fosforopname uit zich door een tragere groei, donkergroene bladkleur met verpurpering aan de randen en punten van de bladeren (te lage temperaturen, te lage pH, wateroverlast of slechte bodemstructuur kunnen de oorzaak zijn van een slechte fosforopname)
    Stikstofgebrek uit zich door geelverkleuring in v-vorm van de top van de bladeren naar de basis.
    Kaliumgebrek is ook zeer typisch: vergeling en uitdrogen van de randen van het blad
    Boriumgebrek leidt tot een slechte en onregelmatige korrelzetting

 

Beschermen
Vogels kunnen ernstige schade toebrengen. Een andere onverwachte, maar daarom niet minder onwelkome, gast is de kat die in maisplanten het ideale braakmiddel ziet om hun haarballen kwijt te kunnen raken. Heb je hier last van, bescherm dan de maisplanten met netten maar zorg er wel voor dat er geen dieren in verstrikt kunnen raken.

Oogsten
Suikermais, die je rauw of gekookt eet, wordt gewoonlijk in het "melkrijpe" stadium geoogst. In normale jaren kun je in de tweede helft van augustus de eerste kolven oogsten. In slechte zomers is dit vanzelfsprekend later. De kolf is dan nog geheel groen en de korrels zijn zacht en sappig. Wanneer je een korrel met de nagel indrukt, komt er een witte, melkachtige vloeistof uit. Bij te vroege oogst zijn de korrels nog te bleek van kleur en onvoldoende zoet.
Voor de bepaling van het juiste rijpheidsstadium geeft de kolfbaard een goede aanwijzing. Dit zijn de dragen die uit de kolf hangen. Ze zijn aanvankelijk groen en kleverig. Na de bestuiving beginnen ze te verdrogen. Wanneer ze geheel bruin en dor zijn, is de kolf oogstbaar. Dan laat de kolf zich gemakkelijk uit de bladoksel breken. Eet suikermais direct na oogsten op. 

Hoe langer je wacht, hoe meer suiker in de zaden wordt omgezet in stijfsel en dat komt de smaak zeker niet ten goede.
Alle andere maissoorten, die niet rauw gegeten worden, worden pas geoogst als de schutbladeren geheel verdroogd zijn. De kolven zijn dan jarenlang houdbaar.