Spruitjes

 

Spruitjes hadden vroeger een meer uitgesproken smaak dan tegenwoordige. Daardoor wordt de smaak van de modernere rassen wat meer gewaardeerd. Spruitjes kunnen met gemak strenge vorst van wel -15 graden doorstaan! Daartoe worden zetmelen omgezet in suikers, wat de cellen wapent tegen bevriezing. Veel mensen eten ze het liefst als er een keer "de vorst overheen is gegaan".

 

Rassen

Er zijn vroege tot zeer late rassen. De vroege rassen geven al in augustus oogstbare spruiten. De zeer late rassen, als er geen strenge winter is geweest, pas in maart. Voorbeelden Briliant (vroeg), Darkman 21 en Topline (middellaat), Exodus (laat en ziekteresistent), Millennium en Igor (extra laat), Groninger Stiekema (gespreide oogst), Hilds Ideal en Evesham Special (kleinere spruitjes), Trafalgar (kindvriendelijke smaak), Roodnerf (ouderwetse smaak), Rubine (rood blad en spruiten). 

 

Grond

Spruitjes kun je zowel op zandgrond als op zware kleigrond telen. Op zandgrond zal het gewas vroeger oogstbaar zijn, maar ook gevoeliger voor slijtage. Op zware kleigrond zal het gewas langzaam op gang komen maar tot lang in de herfst doorgroeien. Hierdoor is de kwaliteit van de late spruiten op deze grondsoort beter dan die van het zand. Voor spruitkool bestemd voor bewaring komt alleen kleigrond in aanmerking. 

 

Vruchtwisseling

Omdat heel veel voedingsgewassen horen tot de grote koolfamilie, moet de vruchtwisseling extra in de gaten worden gehouden om ziekten als knolvoet te voorkomen. Wanneer je op een bed koolsoorten hebt gekweekt, mag je deze de eerste vier jaar niet meer voor deze plantensoort gebruiken.

 

Zaaien

Spruitkool wordt gezaaid tussen februari en half april. Je kunt zaaien op een zaaibed maar ook ter plekke. Het gaat als volgt:

  • Maak op zaaigeultjes met 40 centimeter tussenruimte. Dat gaat het gemakkelijkste door een hark plat op de grond te leggen en de steel licht aan te drukken. Het geultje moet ongeveer 1 centimeter diep zijn.
  • Leg of strooi de zaden uit op 8 centimeter van elkaar.
  • Dek het zaad af met vochtige, goed verkruimelde tuin-of potgrond.
  • Druk de aangebrachte grond met een plankje of met de hand licht aan.
  • In droge perioden is het verstandig om het zaaisel moet vochtige jutezakken af te dekken. Zodra de plantjes opkomen, moeten de zakken worden verwijderd.

 

Planten

De koolplantjes komen ongeveer een week na het zaaien boven de grond. Wanneer ze elkaar beginnen te verdringen zijn ze groot genoeg om op hun definitieve plek in de tuin te worden uitgeplant. De plantjes moeten op 45x45 centimeter komen staan. Het verplanten gaat zo:

  • Maak op het definitieve bedje met de vinger of met een plantstokje op de voorgeschreven afstanden gaatjes in de grond.
  • Licht de te verplanten plantjes met een plat stokje uit de grond en zorg er daarbij voor dat de wortels niet worden beschadigd.
  • Laat de plantjes met hun wortels in de gemaakte gaatjes zakken, waarbij hun hartjes boven het grondoppervlak moeten uitsteken.
  • Vul de plantgaatjes met vochtige en goedverkruimelde truingrond en druk het geheel stevig aan.
  • Verplant bij voorkeur op een bewolkte en liefst regenarchtige dag. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan is het zaak om de plantgaten, voordat je de plantjes erin plaatst, te laten vollopen met water.

 

Dunnen

Heb je ter plaatse gezaaid, dun het zaaisel dan zo uit dat er op een afstand van 45x45 centimeter plantjes blijven staan. 

 

Voeden

In het begin van de teelt is de stikstofbehoefte van de plant laag. Vanaf 4 weken na het planten moet er voldoende stikstof beschikbaar zijn. Geef daarom tijdens de groei regelmatig een bemesting met stikstofhoudende mest of plant de spruitkool in het bed waarin vorig jaar de bonen groeiden. 

 

Ziekten en plagen

  • Zoals alle koolsoorten is chinese kool zeer gevoelig zijn voor knolvoet. Maar ook met de typische insectenplagen die zich bij andere koolgewassen voordoen moeten we rekening houden.
  • Zonder extra maatregelen kun je er zeker van zijn dat de kleine witte maden van de koolvlieg al vlug aan de wortels zullen vreten. Het is aan te raden om  gebruik te maken van een koolkraag rond de stengelvoet zodat de koolvlieg zijn eitjes niet kan afzetten aan de voet van de plant.
  • Ook slakkenaantasting moet wel eens bestreden worden. De vochtige groeiomstandigheden die we aanhouden voor een goede doorgroei trekken ook slakken aan.  Inspecteer de planten dus regelmatig op schade en de aanwezigheid van slijmsporen. 
  • Ook de verschillende koolrupsen mag je verwachten. Rupsen kun je het beste bestrijden als ze nog in een jong stadium zijn.
  • Een veel voorkomend probleem is rand. Vooral de binnenste bladeren vertonen een verdroging of verrotting aan de bladrand. De hoofdoorzaak is een calciumgebrek waardoor de cellen in de bladeren minder sterk worden. Vooral watertekort en te hoge temperaturen zorgen er dan voor dat de cellen afsterven en dat er rand onstaat.

 

Beschermen

Leg koolkragen rond de stengelvoet om te voorkomen dat deze wordt aangevreten door de larven van de koolvlieg.
Wanneer de vogels eraan vreten, kun je de jonge plantjes beschermen met netten. Zorg ervoor dat vogels er niet in verstrikt kunnen raken. Dit is echter zelden nodig omdat wordt gezaaid in een tijd dat vogels voldoende te eten hebben.

 

Oogsten

Je kunt op het gezicht wel beoordelen of spruitjes oogstklaar zijn. Je oogst gedurende de gehele winter. Je snijdt gewoon de gewenste hoeveelheid spruiten af op het moment dat je ze nodig hebt. Nadat het eenmaal gevroren heeft, worden spruitjes zoeter van smaak. Spruitjes kun je in de koelkast enige weken bewaren