Sluitkool

 

Sluitkolen zijn de soorten kolen waarvan de bladen zich dicht opeen over het groeipunt sluiten en zo de eigenlijke kool vormen. Tot de sluitkool behoren de kolen: rode kool, savooiekool, spitskool, witte kool. 

 

Rassen

Sluitkolen zijn te verdelen in twee groepen: de kolen die vrijwel het gehele jaar door vers uit de tuin geoogst kunnen worden en de kolen die geen vorst verdragen en alleen in het najaar geoogst worden. Deze laatste groep zijn de bewaarkolen die zijn bestemd als wintervoorraad. Voorbeelden:

  • Rode kool: Langedijker Vroege en Ruby Perfection (voor vroege oogst), Langedijker Bewaarkool en Marmer Bewaar (bewaarkolen), Roodkop 3 (extra donker)
  • Witte kool: Golden Acre (bewaarkool), Minicole (mini), Robinsons Champion (extra groot)
  • Spitskool: Coeur de Boeuf des Vertus en Prospera (zeer koudebestendig), Eersteling en Express (voor vroege, weeuwen- en vrijsterteelt), Hispi en Capricorn (geschikt voor alle teeltvormen), Winnigstadt (voor late teelt)
  • Savooiekool: Bloemendaalse Gele (geel), January King 3 en Verza di Verona (met rode blos), Late Putjes (zacht gekroesd), Protovoy (mini), Vertus (late teelt), Vroege Groene Spitse (vroege teelt), Winterkoning (winterteelt)

 

 

Teeltwijzen van sluitkool

Er worden voor alle soorten sluitkool de volgende teeltwijzen onderscheiden (kijk achterop de verpakking of de door jou gekozen soort voor één of meer van deze teelten geschikt is):

  • Winterteelt onder glas met oogst in maart (zaaien in januari)
  • Winterteelt buiten met oogst in april en mei (zaaien in februari)
  • Weeuwenteelt met oogst in juni. Deze teelt wordt bijna niet meer toegepast (zaaien in oktober)
  • Vrijsterteelt of vroege teelt met oogst in eind juni tot en met begin juli (zaaien in februari)
  • Zomerteelt met oogst in juli, augustus en september (zaaien in maart/april)
  • Herfstteelt met oogst in oktober tot december (zaaien in juni)

 

Voor de vroege teelt worden rassen met een korte groeiduur gebruikt. De rassen voor de late teelt hebben de langste groeiduur. Rode kool is niet winterhard.

 

Weeuwenteelt: Bij deze teeltwijze wordt, zodra het eerste ware blaadje zichtbaar is, verspeend in bloempotten van 10 centimeter doorsnede onder platglas. Hoe groter de pot des te minder kans op te vroege koolvorming in het voorjaar. De hele winter worden ze vorstvrij gehouden door noppenfolie en/of rietmatten en bij zeer strenge vorst ook nog met dubbele ramen platglas. Half maart tot half april worden ze buiten uitgepoot.

 

Vrijsterteelt: Bij deze teeltwijze wordt in de warme kas gezaaid en half april/begin mei buiten uitgepoot.

 

Grond

Sluitkolen vragen een goed bemeste grond. Op zandgrond zal de groei vaak te wensen overlaten wanneer tijdens de teelt niet regelmatig wordt bijgemest. Omdat zandgrond in het voorjaar heel snel opwarmt, is deze grondsoort wel erg geschikt voor de teelt van de allervroegste soorten. Op veengrond willen kolen ook niet gemakkelijk groeien omdat deze te zuur is en de planten vatbaar worden voor knolvoet. De beste bewaarkolen teel je op kleigrond. 

 

Vruchtwisseling

Omdat heel veel voedingsgewassen horen tot de grote koolfamilie, moet de vruchtwisseling extra in de gaten worden gehouden om ziekten als knolvoet te voorkomen. Wanneer je op een bed koolsoorten hebt gekweekt, mag je deze de eerste vier jaar niet meer voor deze plantensoort gebruiken. Lees hier meer over vruchtwisseling.

 

Zaaien

Alle soorten sluitkool kunnen zowel op een zaaibed als in potjes worden gezaaid. Kijk voor de zaaitijden bij "Teeltwijzen". Tot eind maart kun je kolen het beste binnenshuis zaaien in een bakje dat gevuld is met zaaigrond. De beste temperatuur is ongeveer 15 graden. Daarna kun je buiten zaaien. Dit gaat als volgt:

  • Maak zaaigeultjes met 40 centimeter tussenruimte. Dat gaat het gemakkelijkste door een hark plat op de grond te leggen en de steel licht aan te drukken. Het geultje moet ongeveer 1 centimeter diep zijn. 
  • Leg of strooi de zaden uit op 8 centimeter van elkaar.
  • Dek het zaad af met vochtige, goed verkruimelde tuin-of potgrond.
  • Druk de aangebrachte grond met een plankje of met de hand licht aan.
  • In droge perioden is het verstandig om het zaaisel moet vochtige jutezakken af te dekken. Zodra de plantjes opkomen, moeten de zakken worden verwijderd.

 

Planten

De plantjes komen ongeveer twee weken na het zaaien boven de grond. Wanneer ze elkaar beginnen te verdringen zijn ze groot genoeg om op hun definitieve plek in de tuin te worden uitgeplant. Alle soorten houden van een zonnige plek. De plantjes moeten op 50x50 centimeter komen staan. Het verplanten gaat zo:

  • De avond voor het uitplanten worden de potkluiten goed nat gemaakt.
  • Maak op het definitieve bedje met de vinger of met een plantstokje op de voorgeschreven afstanden gaatjes in de grond.
  • Licht de te verplanten plantjes met een plat stokje uit de grond en zorg er daarbij voor dat de wortels niet worden beschadigd.
  • Laat de plantjes met hun wortels in de gemaakte gaatjes zakken, waarbij hun hartjes boven het grondoppervlak moeten uitsteken. Wanneer je te ondiep plant, kan het stammetje gemakkelijk breken door de wind. Tuinier je op een plek waar het erg fel kan waaien? Maak dan een windscherm om de jonge plantjes heen
  • Vul de plantgaatjes met vochtige en goedverkruimelde truingrond en druk het geheel stevig aan.
  • Verplant bij voorkeur op een bewolkte en liefst regenachtige dag. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan is het zaak om de plantgaten, voordat je de plantjes erin plaatst, te laten vollopen met water. 

 

Dunnen

Als je in potjes hebt gezaaid, zullen er in het gunstigste geval meerdere plantjes verschijnen. Haal de zwakste kiemlingen eruit tot je er twee overhebt. Wanneer de eerste echte blaadjes verschijnen, haal je nogmaals de zwakste weg. Wanneer het overgebleven plantje stevig genoeg is, kan het op zijn definitieve plek worden geplant.

 

Voeden

Op zandgrond moet tijdens de groei regelmatig worden bijgemest. Zorg er wel voor dat je mest met een stof die niet te veel stikstof bevat.  

Ziekten en plagen

  • Zoals alle koolsoorten zijn sluitkolen zeer gevoelig voor knolvoet. Maar ook met de typische insectenplagen die zich bij andere koolgewassen voordoen moeten we rekening houden.
  • Zonder extra maatregelen kun je er zeker van zijn dat de kleine witte maden van de koolvlieg al vlug aan de wortels zullen vreten. Het is aan te raden om  gebruik te maken van een koolkraag rond de stengelvoet zodat de koolvlieg zijn eitjes niet kan afzetten aan de voet van de plant.
  • Ook slakkenaantasting moet wel eens bestreden worden. De vochtige groeiomstandigheden die we aanhouden voor een goede doorgroei trekken ook slakken aan.  Inspecteer de planten dus regelmatig op schade en de aanwezigheid van slijmsporen. 
  • Ook de verschillende koolrupsen mag je verwachten. Rupsen kun je het beste bestrijden als ze nog in een jong stadium zijn.
  • Een veel voorkomend probleem is rand. Vooral de binnenste bladeren vertonen een verdroging of verrotting aan de bladrand. De hoofdoorzaak is een calciumgebrek waardoor de cellen in de bladeren minder sterk worden. Vooral watertekort en te hoge temperaturen zorgen er dan voor dat de cellen afsterven en dat er rand onstaat.

Beschermen

Bescherm sluitkool die in de koudere jaargetijden wordt gekweekt voldoende tegen vorst met tuinfleece of bubbelfolie.
Bouw een windscherm rond pas geplante zaailingen van beide soorten om te voorkomen dat ze door felle winden omknakken.
Leg koolkragen rond de stengelvoet om te voorkomen dat deze wordt aangevreten door de larven van de koolvlieg.

 

Oogsten

Je kunt op het gezicht wel beoordelen of een sluitkool oogstklaar is. Wanneer dat is, hangt af van de teeltwijze.

Vooral rode, witte en savooiekool zijn uitstekend te bewaren als de kolen bij de oogst in goede conditie verkeren. Hierbij spelen verschillende factoren een rol:

  • De kolen mogen niet te welig gegroeid zijn. Dat wil zeggen dat je tijdens de teelt vooral niet te veel stikstof moet bemesten
  • De weeromstandigheden tijdens de teelt hebben grote invloed op de kwaliteit van de kool. Veel regen geeft een slecht bewaarproduct. In een zonnige zomer groeien de kolen over het algemeen stevig op en zijn goed bewaarbaar.
  • Alleen puntgave kolen komen voor bewaring in aanmerking. Zieke en beschadigde kolen gaan snel rotten.
  • Het oogsttijdstip speelt eveneens een rol. Kolen die "op barsten staan" zijn te rijp om lang te bewaren. Ze zijn slechts enkele weken houdbaar.
  • Tenslotte speelt natuurlijk ook het ras een belangrijke rol bij het al dan niet bewaren.

 

Kolen van de kleigrond zijn onder goede omstandigheden ongeveer vier maanden bewaarbaar bij een temperatuur van iets boven het vriespunt.

 

Naarmate de temperatuur hoger is, zijn ze korter houdbaar. Leg de geoogste kolen heel voorzichtig in een kist of doos en zet deze weg in een koele, beetje vochtige ruimte (schuur). Je kunt de kolen ook met wortel en al op hun kop ophangen. Denk aan de muizen: zij houden ook van kool!


Spitskool en groene savooiekool zijn slechts enkele weken bewaarbaar.