Fruitbomen en -struiken planten en onderhouden
De beste plek
Bijna alle soorten fruit groeien het best in voedzame grond op een zonnige plek. Hoe minder licht ze krijgen hoe minder goed ze zullen presteren en hoe vatbaarder ze worden voor ziekten en plagen. Fruitplanten uit warmer oorden, zoals druiven of nectarines, hebben behoefte aan een beschut plekje.
Veel fruitbomen produceren niet alleen lekkere vruchten, maar zijn ook decoratief. Daarom passen ze ook goed in de siertuin.
Heb je weinig ruimte, denk dan eens aan een leiboom (fruitboom tegen een muur geleid) c.q. -struik of zuilboompje (boompje zonder takken waar het fruit bijna tegen de stam aangroeit). Misschien heb je wel plaats voor een hoogstam fruitboom, die wordt wel een meter of vijf groot (minimaal). Halfstam- of laagstamboompjes worden aanzienlijk minder hoog (respectievelijk vier en twee meter), maar zijn ook minder decoratief.
Hoe zit dat met bestuiving?
Kleinfruit zoals bramen, frambozen en bessen vormen vruchten na zelfbestuiving. Veel appels, peren, pruimen en kersen hebben kruisbestuiving nodig om vruchten te vormen, dat wil zeggen dat je er minstens twee moet planten om vruchten te kunnen plukken. Gelukkig zijn er ook zelfbestuivende soorten en zogenaamde duoboompjes, waarbij twee rassen op één stam worden geënt.
Waar kopen?
Een fruitboom kopen is meestal een kwestie van vertrouwen. Daarom kun je het beste terecht bij een echte boomkweker. Deze kan je alles vertellen over eventuele bestuivers of geschikte onderstammen. Wanneer je een voorverpakte fruitboom bij de Blokker of in het tuincentrum koopt, heb je vaak geen idee wat je in huis haalt, laat staan hoe lang het duurt voor je er de vruchten van kunt plukken.
Planttijd en -afstand
De planttijd voor fruit begint half oktober en duurt tot ongeveer half maart. Kortweg de tijd waarin de planten geen bladeren hebben. Plant ze niet wanneer het vriest. Plant je in rijen, doe dat dan het liefst van noord naar zuid: dan krijgen de struiken en bomen de meeste zon en staan ze niet in elkaars schaduw.
De plantafstand hangt af van de soort en de groeivorm. Grote fruitbomen moeten wel tien meter uit elkaar staan. Tussen struiken moet zo'n 3 meter afstand zijn. Vorm- en leibomen vragen de minste ruimte, meestal is twee meter voldoende.
Hoe te planten
Verbeter de grond voor je gaat planten. Maak voor het planten een ruim plantgat (50 x 50 x 50 centimeter) en plaats bij jonge bomen een stevige paal om de stam aan vast te binden. Plant het boompje of struikje net zo diep als het op de kwekerij stond, wat je kunt zien aan de verkleuring onder aan de stam. Vul rondom op met grond die is vermengd met compost en geef royaal water.
Voeding
Eind februari is een goede tijd om je fruitbomen van nieuwe voedingsstoffen te voorzien. Deze komen dan voor de plant beschikbaar op het moment dat hij begint uit te lopen. Strooi wat organische mest rondom de voet van boom of struik. Geef daarnaast wat extra kalium, dit element is namelijk belangrijk voor een goede bloei en vruchtzetting. Je kunt dit kopen in de vorm van kunstmeststof patentkali. Je hebt niet veel nodig. Een klein handje meststof over de bodem uitstrooien is voldoende. Breng daarna een mulchlaag aan die ervoor zorgt dat de bodem niet gemakkelijk uitdroogd. Je kunt hiervoor een flinke laag tuincompost of bladaarde gebruiken, maar boomschorssnippers voldoen als alternatief ook goed.