Druiven

 

Ook in onze streken is de teelt van druiven in de volle grond goed mogelijk. Met de juiste rassen kweek je de lekkerste dessertdruiven of maak je je eigen krenten. De meest avontuurlijke onder de tuinkabouters maken misschien zelfs wel hun eigen wijn! In dit hoofdstuk wordt vooral de buitenteelt behandeld maar veel informatie zal ook bruikbaar zijn voor teelt in de kas.

 

Rassen

Bij druiven wordt onderscheid gemaakt tussen rassen om zo te eten (zoals dessertdruiven met grote bessen of de kleinere pitloze druiven) en rassen om wijn of sap van te maken, met kleine bessen die een hoog suikergehalte hebben zodat de wijn straks een voldoende hoog acloholpercentage zal bevatten. Soms is een ras voor beide toepassingen geschikt. Hieronder vind je een aantal rassen die redelijk vroeg afrijpen en dus ook buiten voldoende rijp worden. Daarnaast bezitten ze een goede ziektetolerantie. 

  • Voor wijn en sap: witte rassen zoals Bianca, Phoenix en Solaris en blauwe rassen als Regent, Rondo en Salomé
  • Dessertdruiven: witte rassen als Aurore, Excelsior, Palatina en Phoenix, rood ras Kalina en blauwe rassen als Boskoop Glory, Cascade en Muscat Bleu
  • Pitloze druiven om zo te eten of tot rozijnen te drogen: witte rassen zoals Himrod en Lakemont, rood ras Venessa en blauw ras Sovereign Coronation.

 

Grond

Druiven vragen grond die redelijk vruchtbaar is, maar niet echt rijk hoeft te zijn. Strooi op zure grond eerst wat kalk. Een goede en diepe afwatering is heel belangrijk: druiven houden niet van natte voeten. Klei- en veengrond zul je dus eerst moeten verbeteren. Ze hebben liefst 1,8 tot 2 meter gronddiepte waar geen water blijft staan. 

 

Planten

Druivenstokken plant je in de herfst of eind april/begin mei; plantgoed in pot kun je ook tijdens het groeiseizoen aanpanten. Graaf een plantgat van minstens 30 centimeter diep, dat wat brederis dan de wortelkluit. Zet in het plantgat eerst een stevige stok. Plaats de plant in het plantgat, naast de stok. Zet hem op dezelfde diepte als op de kwekerij en sprijd de wortels uit. Vul het plantgat op met grond. Gebruik hier geen mest of compost. Bind de plant aan en breng compost als mulchlaag aan.

Vermeerderen

Druiven kun je vermeerderen door zaaien of stekken. Bij zaaien weet je echter nooit of de eigenschappen van de moederplant terugkomen. Je kunt beter stekken. Snoeihout is geschikt om stekken van te maken. Dat kun je gemakkelijk zelf doen. Knip stukken van vorig jaar gegroeide scheuten af. Zorg dat aan elk stukje drie of vier ogen zitten. Steek de stek minstens voor eenderde in gewone potgrond en zet hem op een plaats waar de grond lekker warm kan worden, bijvoorbeeld binnenshuis. Dek de stek af met een plastic zak om te voorkomen dat het blad verdroogt. Vaak loopt het blad al uit voordat de stek voldoende wortels heeft gevormd. In het tweede voorjaar na stekken kunnen de jonge planten worden uitgezet. 

 

Leiden, vormen en snoeien

In principe kan een druivenplant in elke vorm worden gesnoeid die je zelf mooi vind of die functioneel is voor de ruimte die moet worden opgevuld. Echter, het snoei- en leidsysteem dat bekend is als de "dubbele guyot" geeft goede resultaten omdat het eenjarige hout, dat het rijkste draagt, jaarlijks wordt vernieuwd. De planten groeien hierbij in een plat scherm, bijvoorbeeld voor een zonnige muur. Ook kun je meerdere druiven als haag aanplanten, 1,5 tot 2 meter uit elkaar, aan draden op 70, 95, 120, 145 en 185 centimeter hoogte die tussen stevige palen worden gespannen.

Snoei in de winter na de aanplant in januari/februari de druif terug tot 15 centimeter met minstens twee sterke ogen. In de tweede winter snoei je de hoofdscheut terug tot de onderste draad, boven drie krachtige ogen. Laat daaruit 's zomers drie krachtige scheuten omhoog groeien. 

Na deze eerste opkweekfase kun je het dubbele Guyot-systeem gaan toepassen. De buitenste twee centrale scheuten worden de leggers: op een vorstvrije winterdag buig je ze horizontaal naar links en rechts uit en zet ze vast aan de onderste draad; snoei de middelste centrale scheut in tot op 3 à 4 krachtige ogen. In het volgende groeiseizoen ontwikkelen zich op de leggers opgaande scheuten die bloemen en vruchten zullen dragen; bind ze tijdens de groei verticaal aan de vier bovenste dragen aan en kort in wat er bovenuit steekt.  

 

De beide horizontale leggers worden jaarlijks vervangen; snoei ze in januari/februari weg. Uit de korte centrale stam zijn datzelfde jaar drie of vier (1 als reserve) nieuwe krachtige scheuten gebroeid: de buitenste buig je links en rechts uit tot nieuwe leggers en de centrale scheut snoei je terug tot op 3 à 4 krachtige ogen boven de oude stam. De reservescheut komt van pas als een scheut tijdens het uitbuigen breekt of als een uitlopende tak ernstige schade oploopt door late nachtvorst. Na half mei kun je hem wegsnoeien. Uit de ingekorte centrale scheut ontwikkelen zich de vervangende horizontale leggers en nieuwe hartscheut voor volgend jaar. Door jaarlijks zo het vruchthout te verjongen, blijft je druif compact en geeft hij bovendien een uitstekende opbrengst. 

In mei loopt de druivenplant uit. Scheuten vanuit de horizontaal geleide takken die naar beneden groeien moeten worden verwijderd, net als overtollige scheuten die naar boven groeien. Scheuten die uit de stam lopen moeten ook worden weggehaald. Wanneer de scheuten boven de raden uitkomen, is het tijd om ze te toppen. Er m oeten dan minstens vijftien bladeren aan de scheut zitten. die zijn nodig om de tgossen buitenshuis goed te laten rijpen. Uit de oksels van de bladeren groeien meestal nieuwe scheuten, ook wel "dieven" genoemd. Deze moet je weghalen. 

 

Bestuiven

In juni bloeien de buitendruiven. Een periode waarbij mooi, droog weer erg belangrijk is. Alleen dan raken bloemen goed bestoven en groeien ze uit tot een volwassen vrucht. Slecht bestoven bloemen vormen kleine, oneetbare minidruifjes. Een wijnrank bestuift zichzelf. Van één druivenplant kun je al vruchten plukken.

 

Voeden

Geef alleen in februari mest met veel stikstof. Daarna is een samengestelde organische meststof in korrelvorm geschikter. Tijdens de periode dat de plant vrucht draagt, kun je hem bijvoeden met tomatenmest. Mulchen met compost wordt zeer op prijs gesteld. Geef water in periodes van droogte, giet de struiken altijd van onder aan en sproei nooit over de planten heen. Het onnodig bevochtigen van de plant verhoogt de kans op vruchtrot. 

 

Dunnen

Voor een goede kwaliteit laat je 1 hooguit 2 trossen per scheut tot ontwikkeling komen; dun de rest weg. Kleine trossen worden in hun geheel weggehaald. Van de grotere nijp je de "schouders" eraf. Dit zijn de delen van de tros die direct onder de steel zitten. Ze ontwikkelen zich zelden tot mooie vruchten.

 

Ziekten en plagen

In de druiventeelt vormen schimmelziekten één van de lastigste problemen. Plant een druif daarom op een warme plek met een goede luchtcirculatie, zodat het blad snel opdroogt. Spuit eventueel preventief met een schimmelwerend middel zoals spuitzwavel. Je kunt het ook proberen met een onschuldiger middel: 1 deel melk op 3 delen water. Zelfs ziektetolerante rassen moeten vaak nog 1 à 2 keer per jaar worden bespoten. Ruim afgevallen blad in het najaar op. Echte en valse meeldauw kunnen veel schade aanrichten, plant daarom het liefst rassen die hiervoor resistent zijn.

Botrytis of grauwe schimmel is een probleem in vochtige zomers; dun het blad rond de trossen uit, zodat deze sneller opdrogen. Zwartevlekkenziekte kan de vaatbundels verstoppen waardoor hele zijtakken afsterven. Snoei aangetaste takken in de winter terug tot in het gezonde hout en ontsmet daarna de snoeischaar.
Druiven zijn vrij gevoelig voor magnesiumgebrek; met name op lichte grond. Deze gebreksziekte is te herkennen aan het vergelen van de bladeren, waarna ze roodbruin verkleuren en te vroeg afvallen. Dit is te voorkomen door op een zure grond een magnesiumhoudende kalkmeststof te strooien.

 

Beschermen

In september beginnen de druiven te kleuren. In dezelfde maand gaan wespen op zoek naar zoetigheid. Je kunt je druiven beschermen door de druiventrossen ieder apart in te pakken in vitrage. Een wasknijper houdt het geheel vast rond de steel. Ook vogels kunnen zo niet bij de druiven. Het is wat bewerkelijk, maar op deze wijze voorkom je wel dat dieren in de netten verstrikt raken! 

 

Oogsten

In het eerste jaar na het planten mag je nog niet op vruchten rekenen. De druif is jong en groeit zo sterk dat hij geen energie over heeft voor het vormen van bleomen. In het tweede jaar zal er een enkel trosje aankomen. 

Vanaf het derde jaar worden dit er steeds meer. Naarmate de trossen meer in de zon hangen, worden de vruchten zoeter. Daarom wordt tijdens de rijping een aantal bladeren en kleine takjes weggebroken trond de trossen. Wanneer de vruchten volledig gekleurd zijn, kunnen de trossen heel vorozichtig met een schaar worden afgeknipt. Druiven hoeven niet in één keer te worden geoogst. Wanneer ze goed beschermd zijn, kan de oogst over ongeveer een maand worden gespreid.