Amandel

 

Amandelen behoren tot de familie van de steenvruchten, net als bijvoorbeeld perziken. De boom hoort tuis in warmere streken maar gedijt in ons klimaat ook redelijk op een beschutte plek.

 

Rassen

Let bij het aanschaffen van een amandelboom er wel op dat je een zoete amandel plant (Prunus dulcis). De pitten van de bittere amandel (Prunus dulcis var. amara) smaken niet lekker en zijn bovendien de grondstof voor cyankali en dus uiterst giftig!

 

Vermeerderen

Kersen kunnen op twee manieren worden vermeerderd: door zaaien of door enten. Vermeerdering door zaad heeft het nadeel dat de nakomelingen belangrijk kunnen afwijken van de moederboom. Daarom worden de meeste kersenbomen geënt. 

 

Grond

De kersenboom groeit op vrijwel iedere grond, al zijn er wel enkele kanttekeningen te plaatsen. Het meest geschikt zijn zavelgronden enhumusrijke zandgronden. Kleigronden zijn ook geschikt. De grondwaterstand mag niet te hoog zijn. Een overvloed aan vocht wordt door deze bomen niet op prijs gesteld en kan leiden tot ziekte of zelfs de dood.  

 

Leiden, vormen en snoeien

De amandel kan worden geplant als leiboom tegen een zonnige zuidmuur of als vrijstaande boom. De plantafstand is ongeveer 4 meter.

 

Struikvorm

Met deze methode vorm je een struik: het is een van de gemakkelijkst te leiden en te onderhouden vormen. Je snoeit om een open vorm te krijgen met drie of vier hoofdtakken, gesteltakken die naar buiten groeien. Deze vormen het skelet van de boom waaraan zijtakken zullen ontspruiten.
1. Verwijder de harttak net boven de bovense van drie of vier sterke zijscheuten. Kort vervolgens de overgebleven zijscheuten met de helft in.
2. Knip het volgende jaar de als gesteltakken gekozen zijscheuten tot op de helft terug. Snoei andere scheuten op vier tot vijf knoppen terug.
3. Knip in de volgende winters alle takken die naar binnen groeien weg en kort tevens de eindscheuten in. 

 

Waaiervorm

Zo wordt gesnoeid als fruitbomen tegen een muur aan moeten groeien. Door de takken horizontaal uit te buigen wordt de knopzetting bevorderd. Een lei in waaiervorm kan kant-en-klaar worden gekocht. De boom is dan ongeveer drie jaar oud en reeds in vorm gesnoeid.
1. Knip de harttak tenminste terug tot op de helft. Bind de twee sterkste zijscheuten aan bamboestokken en bind deze aan draden langs de muur.
2. Maak gedurende de volgende zomers de nieuwe zijscheuten aan stokken vast en knip de takken die verkeerd groeien af.
3. Ga door met het vastbinden van zijscheuten om de waaiervorm compleet te maken en kort de zijscheuten 's zomers in. 

 

 

Spaliervorm

Mooi symmetrisch worden aan twee kanten takkenparen gevormd op meerdere etages. Een spalier is geschikt voor een muur op het zuiden of westen.
1. Kies twee sterke zijscheuten uit, maak ze aan bamboestokken vast en buig ze voorzichting horizontaal. Maak ze vast.
2. Knip in de volgende zomer de zijscheuten terug tot op vier bladeren en bind de twee zijscheuten voast voor de volgende laag.
3. Als de gewenste hoogte is bereikt, moet de harttak worden afgeknipt. De zijscheuten knip je tot op drie bladeren terug. 

 

 

Bestuiven

Hoewel er enkele zoete kersenrassen bestaan die in meer of mindere mate zelfbestuivend zijn, geldt voor de meeste rassen dat kruisbestuiving met andere, ongeveer gelijktijdig bloeiende rassen noodzakelijk is voor een goede vruchtzetting. 

 

Dunnen

Als de omstandigheden tijdens de bloeiperiode gunstig zijn geweest, kan er zich een overdaad aan vruchten ontwikkelen. Dunnen (het verwijderen van een flink aantal vruchten) is dan aan te bevelen. Hierdoor krijg je betere vruchten van een hoge kwaliteit en goede smaak. Een gedeelte zal uit zichzelf afvallen. De plant is dan in de "rui". Blijven er daarna nog te veel vruchten aan de boom, dan is dunnen gewenst. Dit  moet je half juni doen. Alle vruchten die in clusters bij elkaar zitten, worden uitgedund tot er nog enkele exemplaar overblijft. Ook vruchten die weinig of geen zon krijgen worden verwijderd. Het verwijderen van twijgen en bladeren die een goede zoninstraling belemmeren, moet goed worden uitgevoerd. Al deze maatregelen zullen de kwaliteit van de vrucht ten goede komen. 

 

Ziekten en plagen

Amandelen hebben een groot probleem: de kruilziekte. Ieder jaar (eind maart) moet daartegen worden gespoten met zwavel om te voorkomen dat de boom door deze slopende schimmelziekte te veel wordt uitgeput. Daarnaast kun je te maken krijgen met gomziekte, loodglansziekte en bacteriekanker.

 

Voeden

Voeding is heel belangrijk voor een goede groei en oogst. Sprenkel in maart wat organische mest rond de boom en mulch met compost. Blijf de boom gedurende het groeiseizoen regelmatig voeding (wanneer de vruchen rijpen is tomatenvoeding een goed idee) en water geven, waarbij de grond vochtig moet blijven maar niet te nat.  

 

Oogsten

Wie van de zachte verse pitkernen houdt, kan al in augustus de groene vruchten plukken. Deze kun je niet bewaren. Eind september zijn de vruchten rijp en kunnen ze worden geoogst. De bolsters zijn dan gebarsten en kunnen gemakkelijk worden verwijderd. Was en droog de pitten.. Ze kunnen enkele maanden worden bewaard in een koele omgeving.