Vlierbes

 

Het Latijnse woord Sambucus betekent schuiftrompet want vroeger werd het vlierhout gebruikt voor het vervaardigen van fluitjes. Het wordt nu nog wel eens gebruikt voor het maken van mondstukken voor midwinterhoorns. De naam vlier zou zijn afgeleid van het Nederduitse vlieder wat betrekking heeft op het gevederde blad. Van vlierbessen kun je lekkere drankjes maken. De plant heeft ook medicinale eigenschappen.

 

Rassen

De bij ons het meest in de wilde natuur voorkomende vlier is de Sambucus nigra. Mooie soorten zijn ook de bergvlier (Sambucus racemosa) en de peterselievlier (Sambucus nigra ´Laciniata´). Deze laatste heeft opvallend fijn blad en bloeit met grote schermen. Sambucus nigra ´Marginata´ heeft bladeren met een crèmewitte rand. Sambucus nigra ´Aurea´ is een geelbladige soort. Bijzonder is de Sambucus nigra ´Guincho Purple´, een paarsbladige vlier met roze bloemen. De bergvlier wordt minder groot dan de zwarte vlier (4 meter).
Verder is er nog de Amerikaanse vlier, de Sambucus canadensis ´Maxima´, een struik met opvallend grote bladeren en purperzwarte bessen.
Wie ruimte heeft kan voor de Sambucus caerulea kiezen, een vlierboom die 10 meter hoog kan worden.
Tenslotte bestaat er ook nog een vlier die geen struik, maar een vaste plant is, de Sambucus ebulus. Hij wordt niet hoger dan 1 meter. De takken sterven in de herfst af. De bessen zijn giftig wanneer ze niet gekookt zijn! 

 

Grond

Vlieren vinden we meestal in de wilde natuur, langs bosranden en weilanden, in de duinen op droge en vochtige grond, maar ook in het middelgebergte en in de Alpen tot een hoogte van 1500 meter. Vlieren zijn vanouds cultuurplanten rond boerderijen die tegenwoordig helaas nog weinig aangeplant worden, misschien omdat ze te gewoon zijn. Met andere woorden, ze doen het eigenlijk overal maar het liefst op een humusrijke, iets vochtige grond. Zij wortelen ondiep, houden van een lichte plek, maar doen het ook goed in halfschaduw.

 

Planten

Een vlier kun je het beste planten als het blad is afgevallen en de sapstroom in rust is. Hij levert bijna nooit problemen op, is gauw aan de nieuwe plek gewend. Wanneer je meerdere vlieren wilt planten, moet je er rekening mee houden dat zij breed uit zullen groeien. 

 

Vermeerderen

Vlierbessen kun je vermeerderen door zaaien of stekken. Bij zaaien weet je alleen bij de soortechte variëteiten dat de eigenschappen van de moederplant terugkomen. Je kunt ook stekken. Dat gaat als volgt: gesnoeide takken steek je in het najaar of vroege winter diep in de aarde waarbij je drie tot vier ogen boven de grond houdt. Ze zullen bijna altijd wortelen. Tijdens de zomer kunt je ook groene takjes laten wortelen met behulp van stekpoeder.

 

Leiden, vormen en snoeien

Bij een volwassen struik worden de takken die vrucht gedragen hebben in de winter (februari) weggesnoeid. Eenjarige scheuten worden uitgedund. Het is aan te bevelen, de vlier zo te snoeien dat er overal licht bij kan.

 

Bestuiven

De vlier is een laatbloeier. Pas eind mei, begin juni hangen de bloemschermen zwaar aan de takken en openen zich de talrijke bloempjes. Een zoete, licht bedwelmende geur verspreidt zich. De vlier produceert geen nectar, dus je zult er geen bijen op aantreffen. De bestuiving gebeurt door kevers en torren. 

 

Voeden

Geef vlierstruiken één keer per jaar mest met veel stikstof en breng een mulchlaag van compost aan. In extreem droge periodes moet je hem water geven; als hij net geplant is, wat vaker! 

 

Ziekten en plagen

Bladluizen voelen zich soms prettig op een vlierstruik, maar zijn na enkele weken weer verdwenen. Kijk hier voor meer ziekte en plagen die je vlierstruik kunnen treffen. 

 

Beschermen

In principe hoef je niet te beschermen tegen vogels, hoewel deze dol op vlierbessen zijn. Vaak heb je veel meer oogst dan je kunt verwerken. Loopt het toch uit de hand, gooi dan netten over de struiken heen. Zorg wel dat er geen dieren in verstrikt kunnen raken! 

 

Oogsten

De bessen, en vooral de zaden bevatten een voor mensen giftige stof. Daarom mogen vlierbessen nooit rauw worden gegeten en moeten de zaden na het koken uitgezeefd worden. De bessen bevatten veel vitamine C. Ze zijn rijp wanneer ze pikzwart zijn. Oogst hele trossen, geen individuele bessen.