Vleermuis

 

Vrijwel iedereen heeft wel eens een vleermuis gezien. 's Avonds in de tuin, op straat of in het park. In de schemering komen ze tevoorschijn om als ware luchtacrobaten achter muggen en motjes aan te jagen. Voor sommige mensen een fascinerend tafereel, voor anderen een ware nachtmerrie. Vleermuizen roepen immers bij veel mensen akelige gedachten op. Zo zouden vleermuizen in je haren vliegen en je aanvallen om bloed te zuigen ook zouden ze allerlei ziektes verspreiden. Niets is echter minder waar. Dat veel mensen hieraan denken is niet zo vreemd, ze kijken gewoon te veel naar de TV. Het gezegde "onbekend maakt onbemind" gaat zeker voor vleermuizen op. Dat vleermuizen heel bijzondere dieren zijn en een belangrijke plaats in de natuur innemen, beseffen maar weinig mensen.

 

 

Vliegende zoogdieren

Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen. Om te kunnen vliegen hebben ze vleermuisvleugels (vlerken). Die bestaan niet uit veren maar uit huid: de vlieghuid. Hij zit tussen de vingers (vleermuizen hebben dan ook hele lange vingers) en tussen de bovenarmen en de achterpoten, en tussen de achterpoten en de staart. Alleen de duimen en de voeten steken buiten de vlieghuid uit. De meeste vleermuizen klappen hun vleugels helemaal in als ze niet vliegen. Andere vleermuizen vouwen hun vleugels zelfs om zich heen. 

 

 

Vleermuizen in Nederland

In Nederland zijn tot nu toe komen 21 verschillende vleermuissoorten aangetroffen. Daarvan komen er 7 soorten algemeen of redelijk algemeen voor. 9 soorten worden als vrij zeldzaam tot zeer zeldzaam beschouwd en 3 andere soorten zijn de afgelopen 50 jaar geheel uit Nederland verdwenen. 2 soorten zijn als dwaalgast slechts 1 keer in Nederland waargenomen. Alle in Nederland aangetroffen vleermuissoorten zijn wettelijk beschermd. Voor 9 soorten geldt daarnaast dat deze zijn opgenomen op de Nederlandse Rode Lijst van Bedreigde en Kwetsbare Zoogdieren. Deze soorten komen in Nederland voor: watervleermuis, meervleermuis, Brandt's vleermuis, baardvleermuis, ingekorven vleermuis, franjestaart, Bechsteins vleermuis, vale vleermuis, rosse vleermuis, bosvleermuis, grote rosse vleermuis, laatvlieger, noordse vleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, grijze grootoorvleermuis, tweekleurige vleermuis, mopsvleermuis, grote hoefijzerneus, kleine hoefijzerneus.  

 

Dag en nacht

In de avondschemering verlaten vleermuizen hun verblijfplaats om te gaan jagen. Meestal jagen ze maar een paar uur en keren dan in de loop van de nacht weer naar de verblijfplaats terug. Alleen op warme avonden en als ze jongen hebben gaan ze in één nacht meerdere keren op jacht. Afhankelijk van de soort kan de verblijfplaats een gebouw (zolders en kelders), boom of ondergrondse ruimte zijn. Vleermuizen jagen ´s nachts, omdat dat ze dan minder concurrentie hebben van andere dieren (vooral vogels) die ook op insecten jagen. Daarnaast hebben ze ´s nachts minder te vrezen van roofdieren. Om in het donker op insecten te kunnen jagen hebben vleermuizen aan alleen hun ogen niet genoeg. Daarom kijken ze ook met hun oren: echolocatie.  

 

Jaarcyclus

 

Voorjaar

Na de winterslaap kunnen op warme dagen in februari-maart ´s avonds al de eerste jagende vleermuizen gezien worden, meestal in de buurt van hun winterverblijven. Eind april, begin mei verlaten de meeste vleermuizen hun winterverblijfplaats en gaan naar hun zomerverblijfplaats. Dat is vaak in de omgeving van het winterverblijf, maar soms tientallen of honderden kilometers verder weg. Tot eind mei verhuizen de vleermuizen regelmatig. De aantallen in de zomerverblijfplaatsen wisselen dan sterk.

 

Zomer

Begin juni hebben de vrouwtjes zich verzameld in kraamkolonies. In Nederland kan zo´n kraamkolonies uit 15 tot soms ruim 400 dieren bestaan. Mannetjes verblijven in de zomer alleen of in kleine groepjes op andere plaatsen. Sommige soorten verblijven in de zomer vooral in gebouwen, bijvoorbeeld in de spouwmuur of onder het dakbeschot. Andere soorten zitten in de zomer meestal in boomholten.
In juni worden de jongen geboren. De jongen worden zo´n vier weken lang overdag en ´s nachts gezoogd. De moeders keren ´s nachts, tijdens het jagen, regelmatig terug naar de kraamkolonie om hun jongen te zogen. Alleen bij verstoring of verhuizing nemen de moeders hun jongen tijdens het vliegen mee. Eind juni lost de kolonie op en zijn in de omgeving van de kolonieplaats alleen nog kleine groepjes vleermuizen aan te treffen.
Bij de meeste vleermuissoorten krijgt het vrouwtje per jaar gemiddeld 1 jong. Bij sommige soorten worden ook tweelingen geboren. Deze trage voortplanting wordt gecompenseerd door de hoge leeftijd die vleermuizen kunnen bereiken. Gemiddeld worden veel soorten 7 tot 10 jaar oud, met uitschieters tot meer dan 20 of zelfs 30 jaar.

Najaar

In augustus breekt voor veel vleermuizen de paartijd aan. Bij een aantal soorten vertonen de mannetjes dan balts-gedrag. Door vanuit zijn verblijfplaats, of vliegend rond zijn verblijfplaats, een lokroep te laten horen, probeert een mannetje dan vrouwtjes te lokken. Rivalen worden zo ook op afstand gehouden. In verblijfplaatsen van deze soorten zijn dan mannetjes met een harem vrouwtjes te vinden. Andere soorten paren vooral in de winterperiode. Bij veel soorten is echter nog onduidelijk hoe de paring precies verloopt. Bij bijna alle soorten vleermuizen die een winterslaap houden, vindt er na de paring nog niet meteen bevruchting plaats. In plaats daarvan slaat het vrouwtje het sperma op en pas na de winterslaap, in het voorjaar, wordt de eicel bevrucht en begint de ontwikkeling van het embryo. Op deze manier wordt voorkomen dat het jong in de voedselarme winter wordt geboren, of in het voorjaar, als de moeder verzwakt uit de winterslaap komt.
In het najaar bereiden vleermuizen in onze streken zich ook voor op de winterslaap. Ze jagen dan volop om hun vetreserves aan te vullen en zijn vaak al in of in de buurt van hun winterverblijven te vinden. De meeste soorten zoeken al aan het einde van de herfst hun winterslaapplaats op. 

 

Winter

In de wintermaanden zijn er voor vleermuizen te weinig vliegende insekten om te kunnen overleven. Daarom gaan ze in het late najaar op zoek naar een plek om hun winterslaap te houden.
Een geschikte plaats voor de winterslaap moet koel en vorstvrij zijn. De luchtvochtigheid moet hoog zijn en het moet er donker zijn. Bovendien mag er geen verstoring optreden. Voor veel soorten zijn die omstandigheden te vinden in grotten en soortgelijke ruimten, zoals kelders, ondergrondse bunkers, forten en groeves. Bekende winterslaapplaatsen zijn de mergelgroeven in Zuid-Limburg, de forten van de Hollandse waterlinie, bunkers uit de Tweede wereldoorlog en ijskelders op oude landgoederen. Tegenwoordig worden er voor vleermuizen op veel plaatsen ook nieuwe kunstmatige winterverblijven aangelegd. Andere soorten overwinteren in holle bomen. Ook spouwmuren worden als winterverblijf gebruikt.

In hun winterslaap verlagen vleermuizen hun lichaamstemperatuur tot ongeveer 5°C en vertragen ze hun ademhaling, hartritme en stofwisseling. Ze verbruiken dan maar weinig energie en kunnen blijven leven op hun vetreserves. De winterslaap kan vier tot zes maanden duren, maar de duur kan per soort en omstandigheden ook sterk verschillen. Van een aaneengesloten winterslaap is meestal geen sprake. Vleermuizen verhuizen gedurende de winter vaak naar een andere plek in het winterverblijf of naar een ander winterverblijf. Op een warme winterdag, gaan sommige soorten zelfs (ook overdag !) even jagen. 

 

Echolocatie

Om in het donker de weg te kunnen vinden en voedsel te kunnen zoeken hebben dieren speciale aanpassingen nodig. Veel nachtdieren hebben opvallend grote ogen en een reflecterende laag achterin het oog ("kattenogen"). Met deze ogen kunnen ze bij heel weinig licht toch nog zien. Maar dergelijke ogen zijn onvoldoende als je op kleine insekten jaagt en dat ook vaak in het pikdonker moet doen. Daarom gebruiken vleermuizen niet hun ogen maar hun oren om te "zien".
Om zich te oriënteren zendt een vleermuis een signaal uit dat weerkaatst op voorwerpen in de omgeving. Die weerkaatsing (echo) vangt ze op met haar oren en daardoor kan ze plaats (lokatie) en vorm van die voorwerpen bepalen.

We noemen deze manier van "kijken met je oren" echolocatie. De vleermuis maakt de geluiden met zijn stembanden. Om aan de hand van echo's een scherp beeld te kunnen vormen, moet een vleermuis zeer hoge geluiden maken (ultrasone geluiden). De echolocatiegeluiden van vleermuizen zijn daarom zo hoog dat mensen ze meestal niet kunnen horen.  

 

Voedsel

Alle Nederlandse vleermuissoorten zijn insecteneters. Een vleermuis moet om te overleven per nacht een kwart tot een derde van zijn lichaamsgewicht aan insecten eten eten. Voor een vleermuis betekent dat per nacht wel 300 muggen, motjes en kevertjes. Dit betekent dat bijvoorbeeld één enkele watervleermuis in de periode van 15 mei tot 15 oktober ruim 40.000 muggen kan verorberen. Een gemiddelde kolonie eet per zomer enkele tientallen kilo's insecten. Er zijn geen andere dieren die zoveel nachtinsecten eten. Daarbij komt dat veel van deze insecten schadelijk zijn. Het zal duidelijk zijn dat vleermuizen een heel eigen en belangrijke rol in de natuur spelen. Als vleermuizen je tuin willen bezoeken, is dat een grote eer!
Bij het jagen vangen vleermuizen de insecten meestal in de vlucht en gebruiken daarbij hun vleugels of staartvlieghuid als vangnet. De grillige manier van vliegen van vleermuizen is een gevolg van het achtervolgen van hun prooidieren. 

 

Vleermuizen lokken

Hoe meer insecten er in je tuin leven, hoe groter de kans dat vleermuizen erop komen jagen (ze moeten natuurlijk wel bij jou in de buurt voorkomen).