Konijn

 

 

Op het eerste gezicht doen konijnen veel denken aan knaagdieren als muizen en eekhoorns. Ze lijken erop, eten op dezelfde wijze en planten zich razendsnel voort. Toch zijn het geen knaagdieren. Ze behoren tot de orde der haasachtigen (Lagomorpha). Dat is een kleine zoogdierenorde met wereldwijd maar zo'n 60 soorten.

 

Verspreiding

Het is niet helemaal bekend hoe konijnen Europa veroverd hebben. Zeker is dat ze van nature altijd al voorkwamen in Spanje en Portugal. Vast staat dat ze in de Middeleeuwen geheel Europa lijken te hebben veroverd. Voor de Tweede Wereldoorlog waren er erg veel konijnen in de Benelux. Vooral op de zandgronden in het zuiden en oosten. Maar ook in de duinen waren heel erg veel konijnen te vinden. In die tijd werden konijnen gezien als uiterst schadelijk. Er werd veel jacht op ze gemaakt, maar dat had nauwelijks enige invloed op de aantallen. Na de oorlog is in Frankrijk een konijnenziekte uit Zuid-Amerika als bestrijdingsmiddel ingezet: myxomatose. Die ziekte leek heel erg goed te werken, want tot 90% van alle konijnen ging eraan dood. De 10% overlevers waren immuun geworden. Deze immuniteit gaven ze deels ook door aan hun jongen. Binnen een aantal jaren was het aantal konijnen weer op het oude niveau. Begin jaren '90 brak er echter een andere besmettelijke ziekte uit: Viral Haemorrhagic Syndrome (VHS). Deze heeft zo hard toegeslagen dat vrijwel alle konijnen in grote delen van Europa zijn verdwenen. Ook in Nederland is het konijn zeldzaam geworden. Waar voor 1990 de soort in vrijwel alle duingebieden veel voorkwam, zijn er nu nog maar twee gebieden die nog door konijnen worden bewoond. 

Ook op de Veluwe worden bewoonde konijnenholen niet veel meer gevonden. Of het konijn werkelijk met uitserven wordt bedreigd is moeilijk te zeggen. De soort heeft ook andere ziektes overleeft en als er resistente en immune exemplaren overblijven, dan zijn die in staat om razendsnel weer een enorme konijnenstand op te bouwen. Op dit moment ziet het er echter slecht uit voor het eens zo veel voorkomende dier. De mens heeft het konijn over de hele wereld verspreid. 

 

Anatomie

Het konijn (vaak het wilde konijn genoemd om hem te onderscheiden van de vele gekweekte konijnen) kan zo'n 50 centimeter lang worden en 3 kilogram zwaar, al halen de meeste in de vrije natuur dit zelden. De vacht is variabel qua kleur, maar meestal grijzig tot geelachtig bruin. Soms zie je echter geheel witte exemplaren met rode ogen (albino's) en ook geheel zwarte dieren komen voor. Omdat wilde konijnen en ontsnapte tamme konijnen kunnen kruisen, komen soms heel wonderlijk gekleurde exemplaren voor. Kleurrijke exemplaren maken weinig kans te overleven, omdat hun vijanden ze meteen zien. Maar als er maar weinig vijanden zijn, zoals op de Waddeneilanden, dan kunnen allerlei kleurvariaties zich handhaven. 

 

Voortplanting

Het is bij de konijnen af hoe snel deze dieren zich kunnen voortplanten. De soort is een typisch prooidier en beschermt zich tegen roofdieren door zich sneller voort te planten dan roofdieren kunnen opeten. In de natuurt loopt het paringsseizoen van februari tot augustus. Na het paren zijn de wijfjes vier weken zwanger. Dan werpen ze 4 tot wel 10 jongen, die kaal en met gesloten ogen worden geboren. Pas na 10 dagen openen de jonkies hun oogjes. Ze worden in totaal ongeveer een maand gezoogd. Vrouwtjes kunnen wel 5 keer per jaar werpen, al komen ze in de Benelux meestal niet verder dan drie worpen per jaar. Het betekent natuurlijk wel dat in één zomer een vrouwtje wel tot 50 nakomelingen kan grootbrengen. En jonge konijnen zijn al na 7 maanden geslachtsrijp. In de natuur wordt een konijn 5 tot 8 jaar oud. In gevangenschap kunnen ze zelfs 12 jaar oud worden. De sterfte onder konijnen in het eerste jaar is echter enorm (tot 90%), door roofdieren, verhongeren en ziekten. 

 

Eten of gegeten worden

Konijnen zijn vegetariërs. Het meest houden ze van grote, sappige bladeren. Als die er niet zijn, eten ze ook graag ontkiemende plantjes, wortels, jonge twijgjes, afgevallen fruit en gras, afhankelijk van het seizoen. Het voedsel vinden ze vaak door te ruiken. Vijanden worden meestal op het gehoor waargenomen. Konijnen zien slecht. Onbeweeglijke figuren worden vaak in het geheel niet gezien. Zelf vormen ze een smakelijk hapje voor heel veel roofdieren. Overdag verschuilen konijnen zich meestal in hun hol, maar worden ook dan soms door vossen uitgegraven. En als ze het hol verlaten, dan zijn er haviken en buizerds die op ze loeren. In de nacht zijn er overal gevaren. Uilen komen zomaar uit de lucht vallen, vossen en marterachtigen zitten achter ze aan en dassen graven ze uit. Konijnen vluchten bij gevaar weg en zijn bijna net zo snel als hazen, maar houden dat rennen lang niet zo lang vol als hazen. Ook kunnen ze heel goed 'haken', dat wil zeggen plotseling van richting veranderen. 

Ze waarschuwen elkaar voor gevaar door op de grond te stampen met de achterpoten, hetgeen 'trommelen' wordt genoemd. Ook de mens jaagt veel op konijnen, hoewel ze vaker nog voor het vlees en de huid worden gefokt. De laatste jaren worden konijnen vooral gefokt om als huisdier te worden verkocht.  

 

Het konijnenhol

Een konijnenhol herken je gemakkelijk aan de ingangen: ronde gaten in de grond met veel kleine konijnenkeutels ervoor. Zo'n ingang is het begin van een pijp (gang). Deze pijpen lopen een stukje recht de grond in en maken dan een scherpe bocht. Ze lopen daarna nog een stukje door om uiteindelijk allemaal uit te komen in de woonkamer van de konijnen. Meestal is er één hoofdpijp die normaal als in- en uitgang wordt gebruikt. Daarnaast zijn er vluchtpijpen die bij gevaar gebruikt worden en die hellend, maar ook wel recht omhoog lopen. Als er genoeg voedsel is, kunnen meerdere families dicht bij elkaar wonen. In zo'n geval zijn er vaak ook nog pijpen die de ene woonkamer met de andere verbinden. Die woon- en slaapkamer noemen de ketel. Overdag brengen konijnen veel tijd slapend in de ketel door. Wijfjes die moeten werpen graven voor de jongen een aparte, vaak langere gang, een zogenaamde wentel. 

De wentel is bochtig en wel 2 meter lang en het uiteinde ligt vaak niet minder dan 75 centimeter onder de grond. De jongen blijven in deze aparte wentels tot ze kunnen lopen. Als het wijfje de wentel verlaat wordt de ingang volledig dichtgemaakt met blad en aarde. Konijnen maken hun holen het liefst in hellingen. Dat hoeven geen hellingen van complete heuvels te zijn, een oude slootkant of andere helling van 30 tot 40 centimeter is al genoeg.  

 

Konijnen in de tuin

Als je woont in een gebied waar konijnen voor komen, dan kun je ze op zekere dag ook in je tuin verwachten. Hoewel ze soms wel midden op de dag zijn te zien, zijn konijnen vooral actief in de ochtend- en avondschemering. Je zult er bijna nooit ééntje in de tuin zien, want konijnen zijn gezellige dieren die in groepsverband opereren. Zo'n groep bestaat meestal uit een complete familie, maar die kunnen bij konijnen heel groot zijn. Als je een heel grote tuin hebt en je geeft niet om groenten of keurige bloemenperken, dan kun je de konijnen rustig hun gang laten gaan. Ze zijn goed in het tegengaan van allerlei opslag. En mocht je een zanderige tuin hebben met een helling, dan is de kans zelfs aanwezig dat konijnen zich in je tuin vestigen. En het is heel leuk om konijnen van dichtbij te kunnen bekijken, want het zijn grappige diertjes.   

 

Bestrijding

Maar de echte tuinliefhebber ziet niets in konijnen. Ze vreten aan allerlei tuinplanten en hebben een uitgesproken voorkeur voor moestuinen. Vooral jonge plantjes moeten het ontgelden. Die worden in hun geheel van bovenaf opgegeten. En verder zijn konijnen dol op graven en kunnen in korte tijd de gehele tuin omwoelen. En als ze eenmaal jouw tuin bezoeken, dan ben je er ook niet zomaar vanaf, want konijnen zijn heel erg honkvast. Een hekje haalt niet zoveel uit, tenzij je het minstens een meter diep ingraaft, want ze graven er zo onderdoor. In de moestuin kun je de overlast beperken door tussen de gewassen door uien te planten, want konijnen houden daar absoluut niet van. Een andere methode is het strooien van gemalen peper, zowel op de grond als op de bladeren van planten. Die methode is weliswaar erg effectief, maar in ons klimaat blijf je strooien, omdat elke regenbui de bladeren weer schoonspoelt. Maar soms kun je er na een poosje mee ophouden, juist omdat konijnen zo honkvast zijn: ze hebben andere plekjes gevonden en mijden nu jouw tuin. De meest merkwaardige methode om van konijnen af te komen is het royaal gieten van de urine van vossen. Alleen heb ik nog nooit flessen vossenurine in een tuincentrum aangetroffen, dus hoe je daar nou precies aan moet komen...