Veiligheid eerst!

 

Vogels zijn voorzichtig. Er zijn immers veel gevaren, zoals de kat van de buren of een sperwer die uit de lucht komt vallen. Iedere verkeerde beweging kan hun laatste zijn. Zelfs verwondingen zijn gevaarlijk. Daarom willen voggels graag ruimte en overzicht op de plekken waar ze komen eten. Graag hebben ze ook een dichte heg waarin ze kunnen schuilen.

 

Katten

Ieder jaar worden in Nederland miljoenen vogels door katten gedood. Een kat is nu eenmaal een roofdier en moet jagen, maar we kunnen het ze wel moeilijker maken om een vogel te vangen:

  • Leg het voer ope en plateau dat is bevestigd op een voldoende hoge paal
  • Zorg ervoor dat het plaeau aan alle kanten minstens 25 centimeter uitsteekt.
  • Hang het voer zo veel mogelijk op, maar zorg er dan wel voor dat de kat niet van bovenaf bij de etende vogels kan komen
  • Zorg voor een goed uitzicht vanaf de voederplek
  • Bevestig een boomkrans om een boom, zodat de kat er niet in kan klimmen.
  • De je kat een belletje om.

Gaaien en eksters

De gaaiachtigen hebben de stads- en dorpstuin veroverderd. Ook zij hebben ontdekt dat het leven in de buurt van mensen voordelig kan zijn voor een vogel. Daar is niet iedereen gelukkig mee. Deze brutale vogels halen op klaarlichte dag eieren of jongen uit de nesten van merels of roodborstjes en dat is geen fijn gezicht. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat de aanwezigheid van eksters en gaain niet van negatieve invloed is op de aantallen zangvogels. Alleen wanneer ze zelf jongen hebben, belagen ze de nesten van kleinere vogels en dat is maar enige weken per jaar. Kleine vogels hebben vaak meerdere nesten per jar en broeden bovendien doodleuk in de buurt van eksternesten. Ze raken zo een deel van hun jongen kwijt maar profiteren wel van de agressiviteit van hun grotere buren, die alarm slaan wanneer zich gevaar voordoet. 

Vogelveilige struiken

  • Doornig: Dichte doornstruiken zijn goede vogelschuilplaatsen. Vaak leveren ze ook nog smakelijke bessen. Roofdieren worden door de doornen afgeschrikt. Goede struiken zijn berberis, sleedoorn, vuurdoorn, bottelroos en meidoorn. Snoei deze alleen in de winter, wanneer de vogels niet broeden.
  • Bossig: Ook struiken zonder doornen zijn goed, maar ze moeten dan wel bossig zijn, dus met een dichte takkenstructuur. Denk aan: vlier, brem, kardinaalshoed, ribes, ganzerik en wilde liguster. Maar ook tamariks, kerria en bamboe voldoen.
  • Altijd groen: Er is een ruime keus uit altijd groene struiken waarin vogels helemaal kunnen verdwijnen. Het betreft, onder andere, cotoneasters, allerlei naaldbomen, hulst, jeneverbes en taxus. Laat, als het even kan, een klimop groeien. Die dient als schulplaats, nestgelegenheid en jachtterrein voor insecteneters.