Vlinders

 

Vlinders of schubvleugeligen (Lepidoptera) zijn een kleurrijke orde van insecten. Vlinders vormen de grootste insectenorde na de kevers, vliegen en muggen en vliesvleugeligen. Er zijn inmiddels ongeveer 160.000 verschillende soorten vlinders beschreven.

 

Dag en nacht

Er wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen dag- en nachtvlinders, dit wordt in het geheel niet door de wetenschap ondersteund maar is algemeen ingeburgerd. Zo zijn er schemeractieve dagvlinders en dagactieve nachtvlinders. Het onderscheid baseert zich voornamelijk op uiterlijke kenmerken van de vlinders. Over het algemeen zijn er verschillen tussen de twee groepen waaraan de meeste soorten makkelijk te herkennen zijn, maar er zijn ook vele uitzonderingen. De belangrijkste verschillen zijn:

  • Dagvlinders hebben dunne voelsprieten met een verdikt, knopvormige uiteinde. Dagvlinders vouwen hun vleugels recht boven het lichaam. De vier vleugels kunnen onafhankelijk van elkaar bewogen worden, wat leidt tot een elegantere vlucht. Dagvlinders hebben over het algemeen felle kleuren, hoewel veel soorten deze alleen aan de bovenkant van de vleugels hebben. Bij de verpopping verhardt de huid tot een cocon.
  • Nachtvlinders hebben verschillende soorten voelsprieten: veervormig, borstelig enz. Ze hebben een verbinding tussen de voor- en achtervleugels waardoor deze niet onafhankelijk van elkaar kunnen worden bewogen en vouwen hun vleugels als dakpannetjes boven het lichaam of vlak uitgespreid. Nachtvlinders hebben over het algemeen camouflagekleuren, maar dit geldt niet voor alle soorten. Bij de verpopping spint een nachtvlinder zijn cocon rond de pop, in plaats van alleen uit te harden zoals bij de dagvlinder. 

Ecologie

Vlinders zijn een belangrijke schakel in de natuur, niet alleen werken de rupsen enorme hoeveelheden planten weg maar ook vormen zij een belangrijke voedselbron voor veel andere dieren. Ook spelen vlinders een rol in de bestuiving van planten; sommige plantensoorten bloeien 's nachts om nachtvlinders te lokken. Er zijn zowel soorten met een groot aanpassingsvermogen die een grote variëteit van biotopen kunnen overleven, als zeer gespecialiseerde vlinders die zich bij de geringste veranderingen niet meer kunnen handhaven.
De favoriete leefomgeving is voor iedere soort specifiek, er zijn vlinders die zich hebben aangepast op bossen, heidevelden, graslanden, moerassen en meer duinachtige gebieden. Waar de vlinder voorkomt, hangt nauw samen met de waardplant van de rupsen, maar er zijn ook wel uitgesproken trekkende soorten. Daarnaast zijn ook lichtintensiteit, temperatuur en luchtvochtigheid van grote invloed op de overlevingskansen van de soort. Vooral de warmtebehoefte verschilt per soort; voor de meeste soorten ligt de ideale temperatuur tussen 20 en 25 graden Celsius.
De lichtintensiteit en de veranderingen van het dag- en nachtritme zijn van grote invloed op vlinders. Zoals alle insecten zijn vlinders sneller als ze door de zon zijn opgewarmd. Ook hebben vlinders een biologische klok die ze vertelt welk seizoen het is. Trekkende vlinders maken waarschijnlijk gebruik van gepolariseerd licht om hun route te bepalen. 

 

Anatomie
De vlinder vertoont de meeste algemene kenmerken van het insect, zoals zes gelede poten met kleefklauwtjes, vier relatief grote vleugels, kop met twee antennes (met goed ontwikkeld reukorgaan), facetogen, borststuk in drie segmenten en kleurloos bloed. Een vlinder heeft echter geen kaken, die zijn omgevormd tot een lange roltong.

 

Vleugels
De vleugels van een vlinder zijn over het algemeen zeer groot, vergeleken met andere insectensoorten. De afmetingen variëren van enkele millimeters tot wel 30 centimeter, zoals bij de atlasvlinder, een Aziatische nachtvlinder. Soms zijn de vleugels behaard; het lichaam vertoont verschillende behaarde delen. Beharing heeft niet alleen een isolerende functie, maar maakt nachtvlinders ook minder 'zichtbaar' voor de echolocatie van vleermuizen. De beharing absorbeert het geluid waardoor de vlinder moeilijker te lokaliseren is.
De kleuren en patronen die veel vlinders tot een prachtige verschijning maken, worden veroorzaakt door heel kleine, holle schubben, die dakpansgewijs over elkaar de vleugels en het lichaam bedekken. Het pigment in die schubben geeft de vlinder zijn kleur. Soms creëert de manier waarop de schubben gerangschikt zijn, in combinatie met de lichtinval en lichtbreking, een prachtige metaalglans. Binnen een soort zijn vaak vele kleurvariaties te vinden. De beide seksen zijn in de meeste gevallen onderling verschillend van kleur en tekening. Soms is bij het vrouwtje de vleugel gedegenereerd of zelfs ontbrekend, waardoor die niet kan vliegen. 

Tong
Een vlinder heeft een buisvormige roltong. Met de tong wordt nectar uit de bloem opgezogen, of ander vloeibaar voedsel, zoals sap van zacht rottend fruit, urine, mest of vocht van dode dieren. De lengte van de tong varieert van 1 centimeter tot wel 15 centimeter. Uitzonderingen zijn enkele nachtvlinderfamilies zoals de nachtpauwogigen. Deze hebben helemaal geen tong en nemen als vlinder geen voedsel meer op. Ze halen hun energie uit de als rups opgebouwde reserves en leven meestal slechts een paar dagen. 

 

Levenscyclus

 

Metamorfose
Vlinders kennen een volledige gedaanteverwisseling. Er zijn vier stadia, bestaande uit twee actieve en twee inactieve stadia die elkaar afwisselen. Het eerste stadium is het ei, daaruit kruipt de larve die na een tijdje verandert in een pop. Uit de pop komt ten slotte de volwassen vlinder, die bij veel soorten een levensduur heeft die slechts een fractie is van het larvale stadium. Bovendien verandert een vlinder niet meer, de rups groeit ongeveer 20 keer zo lang en wordt duizenden keren zwaarder. De rups vervelt, de verschillende stadia zien er vaak iets anders uit. Bij de laatste vervelling wordt de huid hard, en vindt verpopping plaats. Na enige tijd in de pop te hebben gezeten - de duur verschilt sterk per soort - kruipt de volwassen vlinder uit zijn pop, laat zijn vleugels oppompen en vliegt weg.

Paring

Vlinders overwinteren vaak als volwassen vlinder of als pop, en komen in het begin van de lente tevoorschijn, waarna de mannetjes en vrouwtjes elkaar opzoeken voor het produceren van nageslacht. Soms produceren vrouwtjes met hun achterlijf geurstoffen die de mannetjes aanlokken. Elke vlindersoort heeft zijn specifieke geur. Sommige mannetjes zijn in staat de geur van een soortgenote op kilometers afstand te ruiken. Bij andere soorten gaat het mannetje ergens zitten waar het vrouwtje hem niet kán missen.

Hebben man en vrouw elkaar gevonden, dan zijn er baltsvluchten nodig om het vrouwtje over te halen te paren. De paring duurt lang, van 1 tot meerdere uren. In de tijd zijn hun achterlijven met elkaar verbonden. Vliegen is dan geen eenvoudige zaak, dus tijdens de paring lopen de vlinders gevaar. Een enkele keer kun je opgeschrikte parende vlinders, nog met elkaar verbonden, zien vliegen.

 

Eitjes
De eitjes van vlinders zijn meestal glad, maar soms zijn het ware kunstwerkjes met regelmatige patronen van ribbels, putjes en groeven die door elkaar heen lopen. Ook zijn alle mogelijke vormen mogelijk; van bolvormig tot flesvormig, plat, tonvormig of cilindrisch.
Sommige nachtvlinders leggen eitjes met een opvallende kleur en zijn ondanks de geringe lengte van soms 0,3 millimeter makkelijk te zien. Deze felle kleuren dienen bij veel soorten om aan te geven dat er al eitjes zijn afgezet op een voedselplant. Een tweede vrouwtje dat op de plant landt, ziet de felgekleurde eitjes en weet zo dat haar nageslacht zal moeten concurreren en kiest meestal voor een andere plant. De meeste vlinders hebben witte tot grijze tot soms zwarte eitjes. Het is niet ongebruikelijk dat de kleur van het ei verandert tijdens de ontwikkeling en bij eitjes met een doorzichtige schaal is de rups al te zien.
De afzet van eitjes verschilt enigszins per soort: sommige soorten leggen hun eitjes een voor een, andere in kleine of grote groepjes, weer andere in keurige rijtjes of in rommelige hoopjes. De eitjes worden afgezet op bladeren, twijgen, tussen boomschors, tegen bloem- of bladknoppen, of in bloemen - en vrijwel altijd op de voedselplant die de uitkomende rupsen voor hun groei nodig hebben. 

Afhankelijk van de temperatuur ontwikkelt het embryo zich in 1 tot 3 weken tot een rups en eet zich een weg uit het eitje om zich vervolgens te goed te doen aan de waardplant. Bij veel soorten is het ei het eerste wat de net uitgekomen rups eet, dit wist gelijk de sporen uit van de geboorte van de rupsen. Bij een aantal soorten sterft de rups zelfs als hij zijn ei niet opeet. 

 

Rupsen
Als de rups het ei heeft opgegeten, begint hij direct met het eten. De meeste vlinders hebben een waardplant, een plantsensoort of groep planten waarvan de rups afhankelijk is; andere soorten lust hij niet.Naast specifiek voedsel is de ontwikkeling van de rups afhankelijk van de omgevingstemperatuur, deze mag niet te laag maar zeker niet te hoog zijn en verschilt per groep. Een rups vervelt in de regel 5 of 6 keer.
Rupsen zijn er in alle vormen en maten, sommige zijn zo klein dat ze in een blad gangenstelsels graven terwijl de rups van sommige soorten ruim 10 centimeter kan bereiken. Er zijn zowel harige als kale rupsen, en een aantal soorten heeft bizarre uitsteeksels of oogvlekken om vijanden te misleiden. Ook brandharen, smerige stoffen of zelfs imitatie van gevaarlijke of giftige soorten zijn verdedigingsmechanismen van rupsen. Enkele soorten zijn zelfs giftig. Veel rupsen hebben een klier die een zijde-achtig spinsel aanmaakt. Hiermee kunnen zekeringsdraden worden gemaakt zodat de rups niet valt of zich uit planten kan laten zakken. 

Veel soorten gebruiken het spinsel ook voor het maken van een cocon om de pop te beschermen, of om zich met de wind te laten meezweven en zich zo te verspreiden.
Het leven van een rups is een hachelijke zaak, hij heeft een scala aan vijanden; vogels, muizen, reptielen en amfibieën, andere insecten en zelfs soortgenoten eten elkaar soms op. Deze vorm van kannibalisme is soms noodzakelijk voor de rupsen, omdat een voedselplant soms te weinig voedsel bevat voor alle exemplaren. Een bekende vijand is de sluipwesp, die de rups verlamt en de eitjes afzet in het rupsenlichaam. Nadat de larven zijn uitgekomen eten ze de rups levend en van binnenuit op. Er zijn echter soorten die een trucje hebben ontwikkeld en de eitjes van de sluipwesp inkapselen waarna deze niet meer uitkomen en de rups ontsnapt aan een langzame dood.
Bij een aantal soorten vlinders leven de rupsen in groepen. De bekendste soort is wellicht de eikenprocessierups, die er zelfs zijn naam aan heeft te danken. De rupsen volgen elkaar in een lange colonne, of vormen een soort mat van rupsen. Er zijn ook soorten waarbij de rupsen een soort nest maken in een plant met spinsel om het vijanden moeilijker te maken ze op te eten. Een plant waarop al te veel van deze 'kolonies' leven wordt niet zelden volledig kaal gevreten. 

 

Pop
Als de rups zich heeft volgevreten vindt de verpopping plaats. De rups spint meestal een cocon om zich heen, kruipt uit zijn laatste rupsenhuid waarna de pophuid overblijft. De pop hangt aan een draad, uiteinde of haakjes op een beschut plekje, en de metamorfose voltrekt zich binnen in de pop, en is niet zichtbaar.
De pop van vlinders kan zich niet bewegen en is dus kwetsbaar, daarom lijken de poppen van vlinders vaak op takjes, dode bladeren of doorns. Zelfs bij soorten die als rups en vlinder felle kleuren hebbben is de pop vaak zo onopvallend mogelijk gekleurd of gevormd. Het popstadium kan acht dagen duren, maar soms ook wel vier jaar. Als de pop uiteindelijk openbarst (langs een voorgevormde breuklijn) komt er een vlinder uit, aanvankelijk week en met nog opgevouwen, verfrommelde vleugels. Dan worden de vleugels hard, door ze voorzichtig te bewegen, dit wordt oppompen genoemd. Pas daarna vliegt de vlinder de wereld in.

Vlinder
De volwassen vlinder krijgt zijn typische uiterlijk; een behaard, rupsachtig lichaam met gelede poten en meestal relatief grote vleugels. Er zijn soorten die een uitstekende camouflage kennen, het hele lichaam is aangepast. Ook zijn er soorten die juist felle kleuren hebben of zelfs andere dieren imiteren om vijanden te misleiden. Voorbeelden zijn de wespvlinders, die meer lijken op wespen en horzels.
Veel vlinders, vooral nachtvlinders, zijn uitstekend gecamoufleerd en vrijwel onzichtbaar op boomschors. Sommige soorten lijken sprekend op een dor blad, takje of houtsplinter. Veel van deze soorten hebben onder de onopvallende voorvleugels echter felle schrikkleuren op de achtervleugels of op het achterlijf. Bij verstoring worden de voorvleugels gespreid en komen de schrikkleuren tevoorschijn. Bij vlinders komen vaak oogvlekken voor, die de vlinder pas laat zien bij aanstormend gevaar. In rust zijn deze vlekken niet te zien, wat het schrikeffect verhoogt.

Een vlindervriendelijke tuin

De voorwaarden die vlinders aan hun omgeving stellen, zijn de volgende:

- windbeschutte, zonnige plekjes
- afwisseling in hoogte van planten
- overnachting -en overwinteringmogelijkheden
- voedsel

Windbeschute, zonnige plekjes kun je creëren door bomen en heestergroepen in uw tuin op te nemen die de wind breken. Dit kan ook in een kleine tuin met de daarvoor geschikte kleine bomen en heesters. Groepeer de struiken losjes, zodat de tuin toegankelijk blijft. De bomen of heestergroepen kun je langzaam laten overlopen naar de bloemenborder tot gras of bodembedekkers. Zo onststaan er windbeschutte, zonnige plekjes ontstaan met bloemrijke, kruidachtige planten.

Nog gunstiger wordt het voor de vlinders als er in de tuin voldoende afwisseling zit in de hoogte van de planten, zodat ze voldoende bloemrijke vliegroutes kunnen nemen en er ook voldoende plekjes in de luwte zijn.

Overnachting -en overwinteringmogelijkheden creëer je met een stapelmuurtje of een hoekje met oude stronken of takkenbossen. En ook met halfverteerde bladeren en afgestorven plantenstengels verschaf je overnachting -en overwinteringmogelijkheden. 

Verder zijn er de waardplanten, waar een aantal vlinders hun eitjes op afzetten. Dit zijn onder meer de pinksterbloem, damastbloem en de judaspenning. De waardplant bij uitstek: de brandnetel...... Laat er in een vergeten hoekje enkele groeien en probeer je er niet aan te ergeren!

Als je vlinders naar je tuin wil lokken, moet je nectarplanten in uw tuin zetten. Het mooiste voor de vlinders is, dat je het hele seizoen door nectarplanten in bloei hebt. Verschillende vlinders hebben namelijk verschillende vliegtijden. Dit is niet zo moeilijk omdat er een groot aantal nectarplanten zijn die in de siertuin ook prachtig staan. Om er maar een aantal te noemen: longkruid, havikskruid, hysop, dropplant, alant, kattekruid, zonnehoed, steentijm. En de vlinderstruik bij uitstek: de Buddleia.

Door bovenstaande ontwerpprincipes en planten toe te passen in uw tuin ontstaat er niet alleen een tuin die aantrekkelijk is voor vlinders maar ook één waar u zelf heel graag in wil vertoeven. En dit kan echt van nette tuinen tot een informele, losse tuin.

 

Ontwerpen voor vlindertuinen (en nog veel meer informatie over vlinders) vind je op www.vlinderstichting.nl