Hommels

 

Hommels zijn aangepast om te overleven in een wat kouder klimaat. Het lichaam is voor een insect relatief groot en is zowel lang- als dichtbehaard, waardoor de warmte goed wordt vastgehouden. Daardoor komen ze zelfs voor op de koude toendra's in het hoge noorden. De lange beharing is echter een nadeel bij warm weer en ze moeten dan veel rusten. Hommels kunnen zelf hun lichaamstemperatuur regelen, door het trillen van de borstspieren, zonder dat de vleugels meebewegen. Ze kunnen zo een lichaamstemperatuur van 30 °C tot 32 °C handhaven. De koningin vliegt al bij een buitentemperatuur van 2 °C, de werksters bij 6 °C.

 

Er zijn twee groepen hommels; de bekendste zijn de soorten die een nest maken net zoals bijen, hoewel het nest gemiddeld kleiner blijft. Er zijn ook hommels die zelf geen nest maken maar de eitjes in het nest van andere soorten leggen. Dit zijn de zogenaamde koekoekshommels; deze missen ook de stuifmeelkorfjes die de andere hommels wel hebben.

 

Anatomie

Een hommel heeft een groot lichaam maar relatief kleine vleugeltjes. Met de wetten van de aerodynamica kon men lange tijd niet verklaren dat een hommel kan vliegen. Na onderzoek bleek dat hommels een trucje hebben uitgevonden waardoor ze toch kunnen opstijgen. Door de op- en neergaande beweging van de vleugels ontstaan luchtwervelingen die zorgen voor een opwaartse kracht waardoor de hommel, hoewel hij eigenlijk te zwaar is, toch kan vliegen. Hommels halen dus extra energie uit de manier waarop de vleugels bewegen, en dit fenomeen wordt in de aerodynamica diepgaand bestudeerd om er voordeel uit te halen.

De mannetjes verschillen van de vrouwtjeshommels in verschillende opzichten: ze zijn kleiner, hebben langere antennes en zien er wat pluiziger uit. Ook hebben mannetjes geen angel en geen stuifmeelkorfjes. Alleen vrouwtjes kunnen steken, zowel werksters als koninginnen. De steek van hommels is pijnlijk maar niet gevaarlijk, tenzij je allergisch bent. Dan kan in extreme gevallen een anafylactische shock optreden, een ernstige allergische reactie, die levensbedreigend kan zijn. 

 

De angel van de hommel blijft niet achter na een steek zoals bij de honingbij. Een hommel gaat na een steek niet dood en kan de angel telkens opnieuw gebruiken, net zoals wespen. Door de angel wordt gif naar buiten gepompt. Hommels die zich aangevallen voelen laten dikwijls een verdedigingshouding zien door op één kant te gaan liggen en alle poten en het achterlijf met angel uit te steken.

 

Bestuiving

Hommels bezoeken bij voorkeur vooral tweejarige, maar ook meerjarige planten, omdat deze planten meer nectar produceren door hun in het algemeen grotere bloemen. Omdat hommels geen grote honingvoorraad aanleggen moeten er gedurende het hele voorjaar en zomer (van maart tot september) bloeiende planten aanwezig zijn. Overigens produceren hommels wel honing, echter in kleine hoeveelheden en 'hommelhoning' is daarom commercieel niet interessant.

 

Hommels leven net als alle andere bijen van nectar en stuifmeel, de suikerrijke nectar is de energiebron van de hommel. Hommels kunnen tot wel 2 uur achter elkaar stuifmeel verzamelen tot een gewicht van 60% van hun lichaamsgewicht. Het stuifmeel kunnen de vrouwtjes met behulp van nectar en hun voorpoten tot een klompje samenplakken aan hun achterpoten en zo vervoeren naar het nest.
Hommels hebben een rode tong met haartjes aan het uiteinde, waarmee ze nectar uit de bloemen opzuigen. Wanneer de nectar te diep in een bloem verborgen is bijt de hommel een gaatje in de zijkant van de bloemkroon om zo bij de nectar te kunnen komen. 

Hommels, vooral de aardhommel, worden tegenwoordig ook gekweekt voor bestuiving van onder andere tomaten, paprika, aubergine, meloen, aardbei, framboos en rode bes in kassen. Hommels zijn goede bestuivers, omdat ze een meeldraad kunnen vastpakken heen en weer kunnen schudden om zo de stuifmeelkorrels uit de helmhokjes te laten vallen.

De vallende korrels plakken aan hun elektrostatisch geladen lijf. Vervolgens kunnen zij met hun poten het stuifmeel verzamelen in hun korfjes.
In noordelijke landen zoals Noorwegen en Zweden zijn hommels voor de bestuiving zeer belangrijke insecten, omdat ze bij lage temperatuur nog vliegen, in tegenstelling tot bijen. In de zuidelijke landen zoals Frankrijk is de bij belangrijker voor de bestuiving. Nederland zit daar tussenin.