Zweefvliegen
Zweefvliegen (Syrphidae) zijn insecten uit de orde vliegen en muggen of tweevleugeligen (Diptera). Er zijn zo'n zesduizend soorten wereldwijd waarvan zo'n 500 in Europa voorkomen.
Er zijn honderden groepen vliegen en één ervan is de groep van de zweefvliegen. Zweefvliegen zijn er in alle soorten en maten, de meeste blijven in lengte onder de twee centimeter. Veel zweefvliegen bootsen wespen, bijen, of hommels na door felle kleuren, overeenkomstige patronen of lichaamsbeharing op bepaalde plaatsen. Zweefvliegen zijn net als andere vliegen het eenvoudigst te onderscheiden van vliesvleugeligen doordat ze twee vleugels hebben en geen vier, zoals alle bijen, wespen en hommels.
Andere belangrijke verschillen zijn:
- vleugels; zweefvliegen hebben er twee, vliesvleugeligen vier.
- bouw; een zweefvlieg heeft vaak geen taille, vliesvleugeligen vaak wel.
- antennen; de antennen zijn drieledig bij zweefvliegen en onbeweeglijk, vliesvleugeligen hebben beweeglijke antennes met meer dan drie leden.
- ogen; vliegenogen zijn bijna rond en vullen een groot deel van de kop, ogen van vliesvleugeligen zijn langwerpig (ze lijken nijdig te kijken) en vullen minder groot deel in van de kop.
- vlucht; ten opzichte van de veel zwaardere hommels, bijen en wespen zijn zweefvliegen heel wendbaar en hebben ze het vermogen perfect stil te hangen, te 'zweven'; vandaar ook hun naam.
Bij veel soorten zijn de mannetjes van de vrouwtjes te onderscheiden doordat de ogen van de mannetjes elkaar bovenop de kop raken, terwijl bij de vrouwtjes deze juist van elkaar gescheiden zijn. Dit is geen hele harde regel, want er zijn ook soorten waarbij bij zowel de mannetjes als de vrouwtjes de ogen gescheiden zijn, maar ook in dat geval blijven de ogen van de vrouwtjes verder uit elkaar staan vergeleken met die van de mannetjes van dezelfde soort.
Zweefvliegen leven vrijwel zonder uitzondering van nectar en stuifmeel, ze zijn dan ook vaak op bloemen te zien. Ze zijn dan ook heel belangrijk voor de bestuiving. Veel soorten zijn geliefd in kassen en de tuinbouw vanwege de vraatzuchtige larven die alleen bladluizen eten.